Alle ontwikkeling is slecht en verwerpelijk, als deze uit eigenbelang gedaan wordt  

Er bestaat geen hogere ontwikkeling zonder dat anderen naar beneden gestoten (Duits: heruntergestoßen) worden. Het mineraal-, het planten- en het dierenrijk zijn op deze wijze omlaag gestoten. Dat is de grote tragiek, dat wie zich hoger ontwikkelt, een ontzaglijke verantwoordelijkheid op zich neemt. Elke heilige bewerkt dat een groot aantal wezens omlaag geworpen worden.

Als een dergelijk omlaag stoten niet plaats zou vinden, dan zou er geen ontwikkeling zijn. Opdat een mens zelf hoger ontwikkeld wordt, moet hij voortdurend wezens naar beneden stoten. Daarom is alle ontwikkeling slecht en verwerpelijk, als deze uit eigenbelang gedaan wordt; ze is alleen gerechtvaardigd omwille van andere wezens. Alleen degene die de omlaag gestotenen weer omhoog brengen wil, is capabel voor de ontwikkeling.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende/Aus den Inhalten der Esoterischen Schule – Berlijn, 5 juni 1905 (bladzijde 181)

Eerder geplaatst op 18 september 2017

025392c8939a3e9920dbd8e4351cdb5d

Hoe is de mens in feite gekomen tot wat we zijn vrijheid noemen, dat wil zeggen zijn mogelijkheid om te onderscheiden tussen goed en kwaad, om in vrijheid het goede of ook het kwade te doen? (2 – slot)  

Wat wij mensen vóór het midden van onze aarde-ontwikkeling niet bezaten, was de vrijheid van keuze tussen goed en kwaad. Bij de onderliggende natuurrijken kunnen we ook niet spreken van goed en kwaad. Het zou lachwekkend zijn om te spreken over de vraag of het mineraal zal kristalliseren of niet. Het kristalliseert zich, als de voorwaarden daartoe aanwezig zijn. Belachelijk zou het ook zijn om te vragen of de lelie zal bloeien of niet, of bij de leeuw te vragen of hij vrijwillig af wil zien van het eten en doden van andere wezens. 

Pas bij de mens en pas in ons ontwikkelingsstadium spreken we over wat we keuzevrijheid noemen. Een onderscheidingsvermogen tussen goed en kwaad schrijven we alleen aan de mens toe. En hoe nu de mens dit onderscheidingsvermogen verkreeg, dat wordt in de bijbel weergegeven in het grote symbool van de zondeval, in de daad van verleiding waar de duivel oftewel Lucifer aan Eva verschijnt en haar overhaalt om van de boom der kennis te eten. Daardoor is de keuzevrijheid voor de mensheid gekomen en daarmee heeft hij het tweede deel van zijn ontwikkelingsweg betreden. Net zomin als we bij het mineraal, bij de plant en bij het dier naar goed en kwaad kunnen vragen, net zomin kunnen we bij de mens vóór dit midden van de wereldontwikkeling naar vrijheid, naar goed en kwaad vragen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende/Aus den Inhalten der Esoterischen Schule – Berlijn, 5 juni 1905 (bladzijde 173-174)

Eerder geplaatst op 17 september 2017  (10 reacties)

bernhard-hoetger-portrait-rudolf-steiner

Rudolf Steiner door Bernhard Hoetger

Hoe is de mens in feite gekomen tot wat we zijn vrijheid noemen, dat wil zeggen zijn mogelijkheid om te onderscheiden tussen goed en kwaad, om in vrijheid het goede of ook het kwade te doen? (1 van 2)

Hoe is de mens in feite gekomen tot wat we zijn vrijheid noemen, dat wil zeggen zijn mogelijkheid om te onderscheiden tussen goed en kwaad, om in vrijheid het goede of ook het kwade te doen? U weet dat de mens een lange ontwikkelingsweg heeft doorgemaakt, voordat hij het stadium heeft bereikt waarop hij nu staat en dat we het midden van de ontwikkeling hebben overschreden. Ongeveer in het midden van het Atlantische aardetijdperk, dat aan ons aardetijdperk voorafging, ligt ook het midden van de gehele menselijke ontwikkeling. Nu hebben we dit midden reeds overschreden en daardoor zijn we de eerste missionarissen van de tweede helft, de eerste boodschappers van een opstijgende boog. Terwijl de mensheid tot in de Atlantische tijd in een dalende boog, in een soort neergaande ontwikkeling verkeerde, tot ze het diepste in het materiële leven verzonk, klimt ze nu weer omhoog naar spirituele ontwikkeling.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende/Aus den Inhalten der Esoterischen Schule – Berlijn, 5 juni 1905 (bladzijde 173)

Eerder geplaatst op 16 september 2017  (6 reacties)

1f4726c965ca3783155edba811b2cf5d

Tijdens de slaap denken we ook

Het is helemaal niet waar dat we niet denken in de slaap, we denken vanaf inslapen tot aan wakker worden. De gedachten zijn continu in ons etherlichaam, alleen de mens weet er niets van. Hij begint pas weer iets te weten als hij in zijn lichaam terugkeert; dan worden de gedachten weer levendig voor zijn bewustzijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 224 – Die  menschliche Seele in ihrem Zusammenhang mit göttlich-geistigen Individualitäten – Bern, 6 april 1923  (blz. 28)

slapende-mooie-vrouw-114773249