Wat wij wereldgebieden noemen die met de zintuigen kunnen worden waargenomen, is uiteindelijk slechts de uitdrukking voor bepaalde samenhangen tussen geestelijke wezens. Voor de fysieke aanblik kan onze aarde eruitzien zoals de geologen het zich voorstellen: dat het in zekere zin gewoon een samenstelsel van rotsen is, omgeven door een luchtatmosfeer -, maar dat is in feite alleen de uiterlijke schijn.
Wat in werkelijkheid verschijnt als deze rotssamenhang is alleen het corpus (Duits: Leiblichkeit) voor bepaalde spirituele wezens. En ook wat ons buiten de aarde verschijnt, wat op deze aarde schijnt als de sterrenwereld, dat is weer, zoals het er voor ons uitziet, alleen de uiterlijke zintuiglijke uitdrukking voor een bepaalde samenhang van geestelijke wezens, van hiërarchieën.
Bron: Rudolf Steiner – GA 203 -Die Verantwortung des Menschen für die Weltentwickelung – Dornach, 29 januari 1921 (blz. 130-131)