Tussen de jongste dochter en mij groeide geleidelijk een mooie vriendschap (In ongeveer de jaren 1879-1884 had Steiner in Wenen een vriend waar hij vaak bij de familie over de vloer kwam.Deze jongste dochter was een zus van die vriend. RvD). Ze had werkelijk iets van het prototype van een Duits meisje. Het ontbrak haar aan iedere vorm van gemaaktheid, maar zij verenigde in zich een oorspronkelijke, lieflijke natuurlijkheid met een eerzame gereserveerdheid. En die reserve van haar wekte in mij een even grote terughoudendheid. We hielden van elkaar en wisten dat beiden ook wel heel goed; maar we konden ook geen van beiden onze schroom overwinnen en uitspreken dat we elkaar liefhadden.
En zo leefde onze liefde tussen de woorden die we wisselden, niet erin. Onze zielerelatie was naar mijn gevoel allerinnigst; maar de mogelijkheid ontbrak om ook maar één stap verder te gaan. Ik was gelukkig met deze vriendschap; ik voelde mijn vriendin als iets zonnigs in mijn leven. Maar het leven heeft ons later gescheiden. Van uren van genoeglijk samenzijn bleef eerst nog een korte briefwisseling over, later de weemoedige herinnering aan een gelukkige levensperiode. Maar het was wel een herinnering die heel mijn latere leven telkens weer uit de diepten van mijn ziel oprees.
Bron (Duits): Rudolf Steiner – GA 28 – Mein Lebensgang (blz. 120)
Nederlands: Rudolf Steiner – Mijn Levensweg (blz. 65-66 in PDF, in de papieren uitgave zijn de bladnummers anders)
Vertaald door Pim Lukkenaer Met een nawoord van Christoph Lindenberg
Rudolf Steiner / Werken en voordrachten © 1994 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen