Als de dode een herinnering aan zichzelf aantreft in de ziel van een persoon die een verbinding met hem heeft gehad, is het altijd alsof iets hem tegemoetkomt, wat zijn leven mooier maakt, wat zijn leven verhoogt. En zoals hier voor ons schoonheid bestaat uit wat kunst is, zo bestaat voor de doden schoonheid uit wat oplicht en straalt uit de harten, de zielen van mensen die zich hun doden herinneren.
Bron: Rudolf Steiner – GA 157a – Schicksalsbildung und Leben nach dem Tode: Vierter Vortrag: Der Zusammenhang der geistigen und physischen Welt im Hinblick auf das Leben nach dem Tode – Berlijn, 7 december 1915 (blz. 83)