Wat we in het vooraardse bestaan in samenwerking met de wezens van de hogere hiërarchieën beleven, laat voor ons aardeleven in zekere zin in ons een erfdeel achter, een zwakke schaduw van dit samenleven met de wezens van de hogere hiërarchieën. Zouden we tussen dood en nieuwe geboorte dit samenleven met de wezens van de hogere hiërarchieën niet hebben, dan konden we hier op aarde niet de kracht van de liefde ontvouwen. Want wat we hier op aarde als de kracht van de liefde ontwikkelen, is weliswaar maar een zwakke afspiegeling, een schaduw van het samenleven met de geestwezens van de hogere hiërarchieën tussen de dood en een nieuwe geboorte, maar het is toch een weerspiegeling, een schaduw van dit samenleven.
Bron: Rudolf Steiner – GA 219 – Das Verhältnis der Sternenwelt zum Menschen und des Menschen zur Sternenwelt – Dornach, 15 december 1922 (bladzijde 61-62)
Eerder geplaatst op 2 februari 2018