Zodra men, om zo te zeggen, de sluier oplicht die zich toch altijd voor de mensen uitstrekt, zodat de mens alleen de zintuiglijke wereld ziet en niet de erachter liggende geestelijke, zodra men deze sluier oplicht, wordt het leven toch een uiterst gecompliceerde zaak. Dan blijkt ten eerste dat niet alleen de soort wezens en hun fysieke afspiegeling, de sterren, op de mens een invloed hebben, die nu rechtstreeks kan worden waargenomen, maar dat binnen het aardse bestaan zelf bovenzinnelijke wezens aanwezig zijn, die verwant zijn met de sterrenwezens, die echter als het ware hun woonplaats in het bereik van het aardse opgeslagen hebben.
Bron: Rudolf Steiner – GA 219 – Das Verhältnis der Sternenwelt zum Menschen und des Menschen zur Sternenwelt – Dornach, 3 december 1922 (bladzijde 48)
Eerder geplaatst op 29 januari 2018
Dat zou ik wat meer verklaard willen hebben wat dat voor een wezens zijn die op aarde zijn?Iemand?
En ik ga er vanuit dat de geestelijke wereld niet achter de zintuiglijke wereld ligt, maar er doorheen existeert. De geestelijke wereld kent geen ruimte en tijd, hoewel geestelijke wezens zich wel kunnen verbinden met fysieke elementen, zoals in dit citaat de ‘sterrenwezens’. Onze ontvankelijkheid en bewustzijn voor het spirituele opent ons voor de verbinding met geestelijke wezens, zoals met het Christuswezen als ons bewustzijn zich daar voor openstelt. Daar hoef je geen christen voor te zijn, het gaat om integriteit, moraliteit en menswaardigheid.
“. . . . er bestaan ook andere godsdiensten, we moeten proberen het wezen van andere godsdiensten begrijpelijk te maken . . .” (Steiner – Eenzaamheid en vervreemding 10-10-1916, pag 24).
Dank voor je reactie Bernard!