Wij leren in ons leven een mens kennen en deze ontmoeting bepaalt ons lot. Wij ontmoeten hem op een bepaalde leeftijd, en wij maken iets met hem door, wat een speciale richting geeft aan ons hele verdere leven. Wanneer wij nu onbevangen op onze levensweg terugzien tot aan het ogenblik waarop we deze andere mens hebben ontmoet, ontdekken wij, wanneer we geestelijk schouwen, iets wat wij met het lichamelijke nog niet kunnen waarnemen, namelijk dat wij eigenlijk ons gehele aardeleven dat aan onze ontmoeting voorafging, naar deze mens hebben gezocht. Daarom hebben mensen die op deze wijze oud zijn geworden, bij het terugzien op dit aardeleven dan ook altijd gezegd: Het is alsof alles wat we in ons leven hebben meegemaakt, volgens een vast plan is verlopen. Het is alsof men reeds als klein kind een speciale richting inslaat om later een bepaald mens te ontmoeten.
Wanneer men zijn levensweg geestelijk overziet, moet men zeggen dat iedere stap er op berekend was tenslotte een dergelijke belevenis mogelijk te maken. En naarmate men dit vaker en dieper beleeft, komt men tot het inzicht dat alles wat men doet en wat onder invloed staat van de fysieke aardekrachten, door iets anders wordt bestuurd. En wij komen tot de erkenning dat dit leven dat wij thans doormaken, afhankelijk is van vroegere aardelevens, waartussen andere levens waren, die zich tussen dood en nieuwe geboorte voltrokken in een geestelijke wereld.
Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 16 november 1923 (bladzijde 42-43)
Rudolf Steiner – Tussen dood en nieuwe geboorte – Den Haag, 16 november 1923 (bladzijde 40-41) – 1979 UItgeverij Vrij Geestesleven, Zeist – Vertaling:M. Macintosh
Eerder geplaatst op 13 november 2020