Waarvan een tijd (Duits; eine Zeitlang) na de dood de gestorvenen hun voeding krijgen (Duits: ziehen), dat zijn de voorstellingen, de gevoelens, de onbewuste gewaarwordingen en gevoelens, die de mensen hier op aarde in de slaap overdragen. Voor de doden is het een zeer groot verschil of ergens mensen slapen, die zich tijdens hun waakleven slechts vullen met louter materialistische gevoelens en ideeën en deze in de slaap overdragen en bij het inslapen doordrongen zijn van de nawerkingen van dit materialisme, of dat ergens mensen slapen, die zich tijdens het waken geheel en al doordrongen hebben met geestelijke voorstellingen en die ook gedurende de slaap nog ervan doordrongen zijn.
Zoals een dorre ondergrond die geen voedingsmiddelen bevat en waarop de mensen zouden moeten verhongeren, zich verhoudt tot een vruchtbaar gebied dat de mensen voedsel biedt, zo verhoudt zich voor de gestorvenen een groep van mensen die met een materialistische gezindheid slaapt, tot een groep van mensen die met spirituele ideeën slaapt.
Want uit het vervuld zijn van de zielen die hier op aarde slapen met geestelijke begrippen, krijgen de doden vooreerst vele jaren na de dood levenskracht, die vergelijkbaar is, alleen geestelijk, alleen in het geestelijke omgezet, met wat we als fysieke mensen uit de ons voeding gevende wezens van de onder ons staande natuurrijken krijgen. In letterlijke zin maken we ons tot een vruchtbare bodem voor de doden, als we ons vervullen met begrippen die voor ons van de geesteswetenschap komen. En we maken ons tot een dorre akker waardoor de doden verhongeren, als we ons tot slapers met materialistische ideeën en gezindheid maken.
Bron: Rudolf Steiner – GA 154 – Wie erwirbt man sich Verständnis für die geistige Welt? – Bazel, 5 mei 1914 (bladzijde 49-50)
Eerder geplaatst op 2 oktober 2017 (17 reacties)