Pas als de mens geslachtsrijp is geworden en op die manier fysiologisch een heel andere verhouding krijgt tot de wereld om zich heen, krijgt hij ook in zijn zielenleven en in zijn fysieke, lichamelijke leven in de meest omvattende zin een heel andere verhouding tot de wereld om zich heen dan daarvoor. Dan pas ontwaakt de geest in de mens. Dan pas zoekt de mens in alles wat gesproken wordt het oordelende, het logische. Dan pas kunnen wij hopen de mens op te kunnen voeden en te onderwijzen door aan zijn intellect te appelleren. Het is ongelooflijk belangrijk dat wij niet, zoals men tegenwoordig zo graag doet, op het intellect bewust of onbewust te vroeg een beroep doen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 305 – Die geistig-seelischen Grundkräfte der Erziehungskunst – Oxford, 16 augustus 1922 (blz. 23-24)e
Overgenomen van de website van Pieter H.A. Witvliet: VRIJESCHOOL / PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN
Deze tekst is ook te vinden in: Rudolf Steiner – Opvoeding en Onderwijs – Spirituele grondslagen – Vertaling Leonard Beuger (blz. 25)