Ik heb al vaak het leven tussen de dood en een nieuwe geboorte vanuit de meest verschillende gezichtspunten beschreven. Men krijgt er alleen dan een behoorlijke voorstelling van, als men het vanuit een hele rij standpunten weergegeven krijgt. Nu zal ik het vandaag opnieuw vanuit een bepaald gezichtspunt beschrijven. Men moet dan aan wat eenmaal gezegd is het andere toevoegen, dan krijgt men pas een compleet beeld.
De geestelijke gestalte van de mens ondergaat een voortdurende verandering, en ze wordt steeds meer en meer zo, dat we ze eigenlijk alleen dan treffend kenschetsen, als we zeggen: ze wordt geheel fysionomie. In de imaginatieve aanschouwing, die de ingewijde heeft en diegene heeft die al door de poort van de dood is gegaan, ziet men van de mens wat men zou kunnen noemen een soort fysionomie.
Deze fysionomie is de gehele mens, niet alleen maar een deel. Maar de gehele mens ziet er wat zijn fysionomie betreft in zijn geestelijke gestalte zo uit, dat deze fysionomie de uitdrukking is van zijn moreel-geestelijk innerlijk, zodat dus na de dood een slechte mens er anders uitziet dan een goede, en een mens die zich in het leven veel moeite gegeven heeft er anders uitziet dan iemand die lichtzinnig en gedachteloos geleefd heeft.
Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 14 november 1923 (bladzijde 78-79)
Eerder geplaatst op 5 september 2017
Hoe de mens na de dood eruit ziet, is geheel anders dan zijn uit stoffelijk opgebouwd lichaam op aarde. Na de dood hebben wij een geestelijk lichaam,en dat wordt mede bepaald door krachtvelden welke wij mede op aarde hebben ontplooid.Dit zijn de gevolgen van hoe wij als men op aarde hebben geleefd.De vruchten daarvan,de positieve en de negatieve, bepalen ons geestelijk lichaam, dat door Steiner hier de fysionomie noemt, een afdruk in niet materieel zin dus…
>
Ik zie het ook zo, als Anton van Rooijen. Daarbij moeten we echt goed opletten dat we geen fysiek-lichamelijke kenmerken gebruiken voor onze verschijning in de geestelijke wereld. Vergelijk het maar met hoe engelwezens vaak worden beschreven als fysieke wezens, terwijl dat alleen hun voor ons zichtbare, niet-fysieke verschijning is. Geestelijke entiteiten, ook onze individualiteit na de dood, bevinden zich in een bewustzijnssituatie waar we ons niet echt een goed beeld van kunnen vormen met ons aards-fysieke voorstellingsvermogen. Steiner kon dat wel, maar gaf ook af en toe aan dat hij het moeilijk vond het in aardse taal te omschrijven.