Waartoe dit alles?

Waar dienen ze uiteindelijk voor, alle beschouwingen die wij houden over de hogere werelden? Als we het hebben over de astrale wereld, over de devachanische wereld, hoe praten we er dan over als deelgenoten (Duits: Angehörige) van de fysieke wereld?

We spreken over deze hogere werelden helemaal niet vanuit het bewustzijn alsof ze voor ons volkomen vreemde werelden zijn, die geen enkele connectie hebben met de fysieke wereld, maar we zijn ons ervan bewust dat wat we hogere werelden noemen om ons heen is, dat we daarin leven en dat deze hogere werelden inwerken op onze fysieke wereld, dat in de hogere werelden de basis en de oorzaken liggen voor feiten die hier plaatsvinden voor onze fysieke ogen, voor onze fysieke zintuigen.

Daarom leren we dit leven, zoals het om ons heen is, wat betreft de mens en natuurlijke verschijnselen pas kennen, wanneer we het onzichtbare dat zich openbaart in het zichtbare zien, wanneer we kijken naar wat tot andere werelden behoort, om te kunnen beoordelen hoe het onze fysieke wereld beïnvloedt. Normale en abnormale verschijnselen van het gewone fysieke leven worden ons pas duidelijk als we het geestelijke leven dat achter het fysieke is leren kennen, dit geestelijke leven dat veel rijker en uitgebreider is dan het fysieke leven, dat er maar een klein deel van is.

Source: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschen- kunde: Die astralische Welt – Berlijn, 19 oktober 1908 (blz. 11)