Als we de blik richten op wat we het hogere zelf van de mens noemen, dan verliest de uitdrukking nationaliteit zijn betekenis. Want tot alles wat we afleggen als we door de poort van de dood gaan, behoort de gehele omvang van wat bedoeld wordt met nationaliteit. En als we in ernst spiritueel strevende mensen willen zijn, dan past het ons eraan te denken dat de mens, doordat hij door opeenvolgende incarnaties gaat, niet tot één, maar tot verschillende nationaliteiten behoort en dat wat hem verbindt met de nationaliteit behoort tot wat afgelegd wordt, afgelegd moet worden op het moment dat we door de poort van de dood gaan.
Bron: Rudolf Steiner – GA 157 – Menschenschicksale und Völkerschicksale – Berlijn, 31 oktober 1914 (bladzijde 28)