Een moreel goed aangelegde individualiteit heeft, om deze aanleg te kunnen gebruiken (Duits: betätigen), een ouderpaar nodig dat hem het meest geschikte fysieke lichaam overerft (Duits: vererbt). En hij heeft deze ouders omdat hij deze individualiteit is en geen andere. De individualiteit zoekt zelf zijn ouders uit, hoewel dan ook onder leiding van hogere wezens.
Er zijn een aantal mensen die tegen dit feit uit het gezichtspunt van moederliefde bezwaar hebben. Ze zijn bang dat ze iets zouden verliezen, als het kind deze of gene eigenschap niet van de moeder erft. De juiste kennis verdiept echter zelfs het gevoel van moederliefde. Het laat zien dat het een voorgeboortelijk liefdesgevoel is, dat al voor de conceptie er was, wat het kind naar de moeder leidt. Het kind brengt al voor de geboorte de moeder liefde tegemoet; de moederliefde is de wederzijdse liefde. Zo vinden we de moederliefde, spiritueel bezien, uitgebreid tot voor de geboorte. Ze berust op wederzijdse gevoelens.
Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – Die Theosophie des Rosenkreuzers: Die Technik des Karma – München, 31 mei 1907 (bladzijde 77-78)
Eerder geplaatst op 8 augustus 2017 (22 reacties)