De beleving van de wereld om ons heen hangt af van welke vermogens en organen we hebben om ze waar te nemen. Zouden we andere organen hebben, dan zou ook de wereld geheel anders voor ons zijn. Als de mens bijvoorbeeld geen ogen zou hebben om het licht te zien, maar een orgaan waarmee hij, laten we zeggen, de elektriciteit zou kunnen waarnemen, dan zou u deze ruimte niet als helder, van licht doorstroomd waarnemen. Wel echter zou u in de draden die in deze ruimte liggen de elektriciteit heen en weer zien stromen; dan zou u het overal trillen, flitsen en stromen zien. Zo is dus wat we onze wereld noemen afhankelijk van onze waarnemingsorganen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – Menschheitsentwickelung und Christus- Erkenntnis/Theosophie und Rosenkreuzertum – Kassel, 19 juni 1907 (bladzijde 48)
Eerder geplaatst op 3 augustus 2017 (3 reacties)