Door onszelf te verdiepen in de geestelijke kennis en inzichten leren we de menselijke natuur kennen, leren we herkennen met wie we eigenlijk in aanraking komen als we een mens ontmoeten; we leren vooral om het zwijgen op te leggen aan wat we anders hebben als vooroordelen jegens mensen, en leren de echte, ware, goede kanten van mensen te voelen en te herkennen.Het belangrijkste licht dat de antroposofie zal geven, is dat het de menselijke ziel zal belichten. Hierdoor zullen de juiste sociale gevoelens en de juiste gevoelens van liefde, die tussen mensen zouden moeten zijn, in de wereld komen als een vrucht van ware spirituele kennis. Dit moet zo opgevat worden dat deze vrucht alleen door geestelijke kennis kan groeien en gedijen.
Toen Schopenhauer zei: “Het is gemakkelijk om moraliteit te prediken, het is moeilijk om moraliteit te vestigen”, voelde hij dit juist aan, want het vinden van morele principes is echt helemaal niet moeilijk, en het geven van morele preken is ook niet zo moeilijk. Maar op de menselijke ziel zo te werken dat daarin de kennis ontkiemt, die door zichzelf tot de ware moraliteit wordt die het menselijk leven kan ondersteunen, daar gaat om. Hoe we ons allen verhouden tot de spirituele inzichten, dat zal in ons ook de kiemen kunnen vestigen voor echte menselijke moraliteit. De moraliteit van de toekomst zal gebaseerd zijn op spirituele kennis; zo zal zich het zo opbouwen – of het zal helemaal niet opgebouwd kunnen worden!
Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das Leben zwischen dem Tode und der neuen Geburt im Verhältnis zu den kosmischen Tatsachen – Berlijn, 5 november 1912 (bladzijde 28)
Tekening door Margitta Bieker