Ik zou niet durven beweren dat alle antroposofen voor het leven geschikte mensen zijn

Wat nu juist de levensader van de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap is, dat wordt zeer weinig opgemerkt. En het zal pas dan echt gemerkt worden, als men door deze geesteswetenschap een zodanige denk- en gevoels- en wilsscholing kan doormaken dat het iemand voor het leven niet ongeschikter, maar geschikter maakt. Ik wil zeker niet beweren dat tegenwoordig allen die antroposofie tot hun overtuiging (Duits: Glaubensbekenntnis) gemaakt hebben, voor het leven geschikte mensen zijn. Een overtuiging betekent in dit opzicht niet veel. Ik waag het werkelijk niet  te beweren dat alle antroposofen voor het leven bekwame mensen zijn. Maar ziet u, wat er in de antroposofische beweging en de vereniging tot uiting komt, dat is vaak wat er van buitenaf ingebracht wordt. Wat er van binnenuit ingebracht wordt, is tegenwoordig nog echt maar weinig. 

En pas dan zal de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap voor de wereld kunnen zijn wat ze moet zijn als niet alleen mystieke neigingen, gebrek aan realisme, vals idealisme, geroddel (Duits: Tantentum) enzovoort binnengebracht worden, maar wanneer binnengebracht wordt wat in de antroposofische geesteswetenschap te halen is: een aansporing van het zielenleven die in de ledematen overgaat, die de hele mens beïnvloedt – niet alleen maar  een geloofsovertuiging – en die de mensen daardoor in de aangelegenheden van de wereld kunnen doen ingrijpen. Dat is het waar het hoofdzakelijk om gaat.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 7 februari 1920 (bladzijde 179)

Rudolf_Steiner_colour-227x300

Eerder geplaatst op 11 april 2017   (1 reactie)