Het is werkelijk tegenwoordig met alle menselijke zelfkennis zoals in het uiterste geval, dat ik de vorige keer tijdens onze beschouwing naar voren gebracht heb, met de professor die zelf vertelt hoe hij als jonge man over straat liep en plotseling een jonge man zag naderen met een voor hem vreselijk onsympathiek gezicht, en hoe hij schrok toen hij zag dat hij zichzelf gezien had door de opstelling van twee spiegels, die hem zijn eigen fysionomie op hem toekomend toonden; zodat men ziet dat hij dus geen idee had, hoe hij er met zijn uiterlijke fysionomie, die hem uiterst onsympathiek was, uitzag.
Bron: Rudolf Steiner – GA 161 – Wege der geistigen Erkenntnis und der Erneuerung künstlerischer Weltanschauung – Dornach, 5 februari 1915 (bladzijde 84)
Eerder geplaatst op 14 maart 2017 (6 reacties)
Literair, met taal en verbeeldingskracht, kan een mens evenzo van zichzelf schrikken of versteld staan. Neem werk van dichters bijvoorbeeld. Dan heb ik het niet over – niet onbelangrijk – de kwaliteit van een gedicht, dat is weer wat anders, maar over verbeelding van (1) nabijheid en samenkomst en (2) distantiëring en distantie van en tussen twee of meer ‘zelven’ in ’s mens innerlijk en zijn gedrag. Met behulp taaluitingen kan dat in en met het denkleven van een mens gemoduleerd en bewust en zichtbaar worden gemaakt. Schreef vandaag zo’n soort gedicht dat zal dienen als illustratie en kunstuiting bij een blog dat ik op Weekjournaal Bewustzijnsziel zal plaatsen als oud en nieuw groet voor mijn lezers en als inleiding op deel 2 van mijn blogserie Wetenschap is ook maar een mening? Die inleiding en groet volgt aldaar morgen of anders een paar dagen later.