Herinnering aan vorige levens

Binnen het fysiek-zintuigelijk beleven kan nooit een herinnering aan voorafgaande aardelevens optreden, indien niet binnen die aardelevens de voorstellingen gericht zijn geweest op de geestelijke wereld. Men moet immers steeds al eerder van iets geweten hebben, wil later een duidelijk herkenbare herinnering daaraan opduiken. Zo moet men ook in het ene aardeleven besef krijgen van zichzelf als een geestelijk wezen, indien men met recht wil verwachten, dat men zich in een volgend aardeleven aan een voorafgaand zal kunnen herinneren.

Toch hoeft dit weten niet door helderziendheid te zijn verworven. Wie zich door helderziendheid een direct weten omtrent de geestelijke wereld verwerft, in diens ziel kan in de aardelevens, die volgen op het aardeleven waarin hij dat weten verkrijgt, een herinnering aan het vorige zo optreden, als in het zintuiglijk leven zich de herinnering voordoet aan iets wat men zelf beleefd heeft. Wie zich met begrip in de geesteswetenschap verdiept, ook zonder geestelijk te kunnen schouwen, voor hem treedt deze herinnering zo op, dat deze te vergelijken valt met een in het zintuiglijk leven optredende herinnering aan een gebeurtenis, die men alleen heeft horen beschrijven.

Source: Rudolf Steiner – GA 17 – DIE  SCHWELLE DER  GEISTIGEN  WELT/ APHORISTISCHE  AUSFÜHRUNGEN (bladzijde 88-89)

Vertaling M. Macintosh uit De drempel van de geestelijke wereld – 1975 Uitgeverij Vrij Geestesleven – Zeist (bladzijde 109-110)

542x840