Er is niets belangrijker voor het leven, ook zelfs voor het materiële leven, als grondige (Duits: durchgreifende) overtuigingen van het samenzijn met het geestelijke te kunnen hebben. Zouden de mensen de laatste tijd niet de samenhang met de geestelijke wereld zo zeer verloren hebben, dan zouden de zware tijden van tegenwoordig niet gekomen zijn. Deze diepere samenhang zien maar heel weinig mensen tegenwoordig in; in de toekomst zal het wel ingezien worden.
Tegenwoordig gelooft men: Als de mens door de poort van de dood gegaan is, houdt zijn activiteit met betrekking tot de fysieke wereld op. Nee, die houdt niet op. Een voortdurend levendig verkeer vindt plaats tussen de zogenaamde doden en de zogenaamde levenden. En we kunnen zeggen: Degenen die door de poort van de dood zijn gegaan, ze zijn niet opgehouden er te zijn, slechts onze ogen zijn opgehouden ze te zien; maar ze zijn er. Onze gedachten, onze gevoelens, onze wilsimpulsen, ze staan met hen in verbinding. Want juist ook voor de doden geldt het Evangeliewoord: ‘Zoek ze niet in uiterlijke gebaren, het rijk van de geest is midden onder u.’
Bron: Rudolf Steiner – GA 182 – Der Tod als Lebenswandlung – Neurenberg, 10 februari 1918 (bladzijde 56-57)
Eerder geplaatst op 22 september 2016 (1 reactie)