Gezond verstand, oordeelsvermogen en morele gezindheid bovenal noodzakelijk

Als men een werkelijk begrip van de waarheden van de geestelijke wereld wil hebben, dan moet men bedenken: Hoe leert men het ware herkennen? Dan moet men leren onderscheid te maken tussen werkelijkheid en waarheid. Men leert een nieuwe wereld kennen, maar leren kennen en beoordelen is niet hetzelfde, het is totaal verschillend. 

Men kan veel in de geestelijke wereld beleven, men kan in staat zijn er veel van te vertellen; de dingen die men vertelt, kunnen echte beelden zijn, het beeld kan werkelijk juist waargenomen zijn – waar hoeft het daarom niet te zijn. En hoe paradoxaal het klinkt, het moet gezegd worden dat het nu iets onontbeerlijks, iets buitengewoon belangrijks is dat degene, die de geestelijke wereld wil betreden het oordeelsvermogen uit de gewone wereld meebrengt. 

Wie geleerd heeft in de gewone wereld gezond mensenverstand te ontwikkelen, wie zichzelf niets wijs maakt en niets wijsmaken laat in de gewone wereld, die zal ook in de spirituele wereld het gezonde mensenverstand binnendragen en de dingen die hij daar ziet op de juiste wijze beoordelen. Pas door wat men zo binnen draagt aan oordeelskracht, wordt de werkelijkheid tot waarheid. Oordeelskrachten kunnen niet in de geestelijke wereld ontwikkeld worden, die moet men meebrengen. En we kunnen zeggen: De in de gewone wereld logisch denkende zal ook het juiste en ware in de geestelijke wereld vinden. Wie een dwaas is in de gewone wereld en onlogisch denkt, zal nog dwazer en nog onlogischer denken als hij zijn dwaze denken op de dingen van de geestelijke wereld richt. 

Het meest noodzakelijke, als de mens wil beslissen over waarheid of dwaling in de geestelijke wereld, is de ontwikkeling van gezonde waarheidszin en gezond waarnemingsvermogen in de fysiek-zintuiglijke wereld. Wie niet met opmerkzaamheid, met gezonde observatie in acht neemt hoe de dingen in de fysieke wereld verlopen, wie in de fysieke wereld onnauwkeurig te werk gaat, van die kan met het allerbeste niets geloven van wat hij over de spirituele wereld vertelt. Want waar worden de dingen uit de geestelijke wereld pas wanneer ze met onze zin voor waarheid in aanraking komen. 

En vervolgens is een zekere morele gezindheid noodzakelijk, een bepaalde morele zielsinstelling. Wie met een morele zielsgesteldheid de geestelijke wereld binnenkomt, zal met de gezonde krachten van de geestelijke wereld in betrekking komen en waarheden leren kennen. Degene echter die met immorele krachten, vooral met een niet nauwgezet ontwikkelde zin voor waarheid binnentreedt, zal alles vervormd, verwrongen in de geestelijke wereld zien en daardoor ook zo vertellen. Dat geldt niet alleen voor de geestelijke onderzoeker zelf bij de studie van de dingen van de bovenzinnelijke wereld, maar bovenal wanneer hij voor een publiek, voor luisteraars, voor aanhangers treedt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 69a – Wahrheiten und Irrtümer der Geistesforschung/ Geisteswissenschaft und Menschenzukunft – München, 25 november 1912 (bladzijde 122-124)

Eerder geplaatst op 22 oktober 2016 (6 reacties)