Tussen de dood en een nieuwe geboorte – en dit begint direct na de dood of kort daarna – kan de dode eigenlijk alleen relaties, verhoudingen aangaan, met die menselijke zielen – ongeacht of ze hier op aarde zijn of al in de geestelijke wereld – met wie hij al op de een of andere manier op aarde in de laatste of vroegere incarnaties karmisch verbonden was. De andere zielen gaan aan hem voorbij, die merkt hij niet op. […]
Denkt u niet dat het een heel klein aantal mensen is, want er zijn al vele aardse levens verstreken voor de individuele mensen. In elk leven op aarde zijn veel karmische relaties opgebouwd; daaruit is het web gesponnen dat zich dan daar uitbreidt over onze bekende mensen. Buiten de cirkel blijven alleen de mensen met wie men nooit kennis heeft gemaakt.
Hieruit kunt u zien hoe belangrijk is om in het oog te houden: Dat het aardse leven in het hele universum de allerdiepste betekenis heeft voor de mensen. Als het leven op aarde niet doorgemaakt zou zijn, dan zouden we ook in de geestelijke wereld geen relaties met menselijke zielen kunnen aanknopen. De relaties worden hier op aarde karmisch aangeknoopt en gaan dan verder tussen de dood en een nieuwe geboorte. Wie in staat is om in deze wereld waar te nemen, kan zien hoe beetje bij beetje de zogenaamde dode steeds meer verbindingen aangaat, die alle verbindingen zijn welke zijn voortgekomen uit wat hij hier op aarde karmisch heeft aangeknoopt.
Bron: Rudolf Steiner – GA 182 – Der Tod als Lebenswandlung – Nürnberg, 10 februari 1918 (bladzijde 40-41)