Seelische Arbeit

Ik geloof graag dat tegenwoordig de mensen, die wel eens wellicht uit een of ander onbepaald gevoel de drang hebben iets van de geestelijke wereld te ervaren, er meer van zouden houden als men hen het vermogen om de geestelijke wereld waar te nemen, zou kunnen bijbrengen doordat men hen mystiek de handen oplegt of iets dergelijks. Dat geloven immers sommige mensen. Maar zo is het niet. Wat ons toegang geeft tot de geestelijke wereld, is innerlijke arbeid van de ziel. Deze innerlijke zielenarbeid leidt werkelijk naar wat ik aangegeven heb.

Bron: Rudolf Steiner – GA 72 – Freiheit Unsterblichkeit Soziales Leben – Bazel, 18 oktober 1917 (bladzijde 29)

Eerder geplaatst op 2 november 2016  (3 reacties)

Afvalligheid van het geloof

Men kan tegenwoordig in de oude, traditionele zin een religieus en vroom mens zijn, maar men leeft niettemin toch, dankzij (Duits: schon dank) de bestaande literatuur, van kranten tot boeken, en door het overige publieke leven, geheel in de geest van de moderne wetenschap. Daardoor kon het ook niet uitblijven dat, hoe sterk de vraag zich ook voordoet om het geloof te scheiden van de wetenschappelijke kennis, deze wetenschappelijke kennis op alle mogelijke gebieden optreedt als kritiek op het geloof, dat ze tot ontbinding en afvalligheid van dit geloven in talrijke mensen tegenwoordig al werkt en werken zal, als niet op deze gebieden een volledige ommekeer in geestelijke zin plaatsvindt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 82 – Damit der Mensch ganz Mensch werde – Den Haag, 7 april 1922 (bladzijde 27)

Eerder geplaatst op 1 november 2016

Er zijn tegenwoordig veel mensen, die zeggen: ‘Ach, het gepraat over het geestelijke – verouderde onzin!’

Wat een menselijk samenleven grondvest, wat alle beroepen samenvoegen kan, dat is het leven in de geesteswetenschappelijke levensbeschouwing. Tot ontbinding (Duits: Auflösung) van alle mensheidsbanden zou de puur uiterlijke vooruitgang in de beroepsontwikkeling voeren. Het zou ertoe leiden dat de mensen elkaar steeds minder en minder zouden begrijpen, steeds minder en minder verhoudingen zouden ontwikkelen in overeenstemming met de voorwaarden van de menselijke natuur. 

De mensen zouden meer en meer aan elkaar voorbijgaan, zouden niets anders meer kunnen zoeken dan hun voordeel, zouden in geen andere relaties tot elkaar komen dan in de relatie van de concurrentie. Dat mag niet het geval zijn, omdat anders het mensengeslacht in totale decadentie zou vervallen. Opdat dit niet zal gebeuren, daartoe moet de spirituele wetenschap zich verspreiden. 

En er is een mogelijkheid om datgene, wat tegenwoordig velen, hoewel ze het ook ontkennen, onbewust nastreven op de juiste wijze te kenschetsen. U weet, er zijn vandaag de dag veel mensen, die zeggen: ‘Ach, het gepraat over het geestelijke – verouderde nonsens! Wij ontwikkelen de zuiver fysieke wetenschappen, op alle gebieden. Dat is enkel de vooruitgang van de mensheid, dat zal de mensheid werkelijk vooruit brengen. En als de mensen er eens bovenuit gegroeid zullen zijn om van deze oude kletskoek van geestelijke dingen te spreken, dan zal het zogezegd het paradijs op aarde zijn.’- Maar niet het paradijs zou daardoor op aarde komen, maar de hel zou komen, als niets anders het mensengeslacht zou beheersen dan concurrentie, winstbejag (Duits: Erwerbssucht).

Bron: Rudolf Steiner – GA 172 – Das Karma des Berufes des Menschen in Anknüpfung an Goethes Leben – Dornach, 12 november 1916 (bladzijde 93-94)

Eerder geplaatst op 29 oktober 2016 (2 reacties)

Kenners zijn geen tegenstanders meer

Degenen die met ernst en waardigheid de resultaten van het spirituele onderzoek benaderen, die zijn daarna geen tegenstanders meer. Wellicht op geen enkel ander gebied als op dat van het geestelijk onderzoek kan men zo zeer met het volste recht zeggen: Tegenstanders zijn in feite alleen degenen die de zaak niet kennen. Op het gebied waar men er kennis van heeft, daar zijn geen tegenstanders meer. De tegenstanders worden in de regel medestanders (Duits: Anerkennern), als ze de zaak leren kennen. […] 

Men kan uit het vele vijandige dat gezegd wordt, inzien wat zich uit alle vijandschap laat vaststellen: deze oppositie berust op onwetendheid van de zaak op het geestelijk gebied. Kenners zijn geen tegenstanders meer.

Bron: Rudolf Steiner – GA 69a – Wahrheiten und Irrtümer der Geistesforschung/ Geisteswissenschaft und Menschenzukunft – Stuttgart, 19 februari 1913 (bladzijde 197)

Eerder geplaatst op 27 oktober 2016

De neigingen die het kind ontwikkelt hangen af van hoe jij je in de omgeving van het kind gedraagt

Alles wat je doet in de omgeving van het kind, verandert in het kinderlijke organisme in lichaam, ziel en geest. De gezondheid voor heel zijn leven hangt ervan af hoe jij je in de omgeving van een kind gedraagt. De neigingen die het kind ontwikkelt hangen af van hoe jij je in de omgeving van het kind gedraagt.

Al die dingen die gewoonlijk voor de kleuterklassen aanbevolen worden, je moet dit of dat met de kinderen doen, deugen van geen kant. Meestal ziet het er wel pienter uit, wat men zo te berde brengt als kleuteronderwijs. Je moet je, als ik het zo zeggen mag, wel opgetogen uitspreken over de slimheid van wat er in de loop van de negentiende eeuw voor de kleuterschool uitgedacht is. De kinderen leren er al zo veel, ze leren al bijna lezen. Ze krijgen letters die ze in uitgesneden lettervormen moeten leggen en dergelijke dingen.

Het ziet er allemaal zeer pienter uit en je kunt makkelijk geneigd zijn te geloven, dat dat iets goeds is voor kinderen. Maar het is niets waard. In werkelijkheid deugt het helemaal niet. De hele kinderziel wordt er door beschadigd. Tot in het lichamelijke toe, tot in zijn gezondheid raakt het kind beschadigd. Zulke kleuterwerkjes veroorzaken in het latere leven van het kind zwakte in lichaam en ziel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 311 – Die  Kunst  des  Erziehens aus  dem  Erfassen der  Menschenwesenheit – Torquay, 13 augustus 1924 (bladzijde 26)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor meer van zijn vertaling van GA 311 zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN