De mensen voelen zich vandaag de dag geweldig goed, als ze de spreuk van Goethe horen: Materie in geest, geest in materie. – Het is mooi dat de mensen zich prettig voelen daarbij, want het komt immers werkelijk overeen met een realiteit. Maar voor wie gewend is overal het geestelijke en het fysieke samen te zien, kan het ook een trivialiteit zijn, als men hem nog tot erkenning van deze vanzelfsprekendheid aanmaant.
En dat de mensen zich zo aangenaam voelen, als zoiets theoretisch voor hen wordt opgesteld, dat is juist een bewijs ervoor dat ze het in de praktijk niet bezitten. Zeer stellige theorieën zijn in de regel een bewijs dat men het betreffende in de praktijk niet heeft, zoals de geschiedenis aantoont. De mensen zijn pas begonnen over het heilige avondmaal in theorieën te discussiëren, toen ze in de praktijk de zaak niet meer het nodige gevoel tegemoet brachten. Theorieën stelt men in de regel op voor wat men niet heeft, niet voor wat men in het leven heeft.
Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens -Eine Einführung in die anthroposophische Pädagogik und Didaktik – Dornach, 28 december 1921 (bladzijde 103-104)
Eerder geplaatst op 16 juli 2016