Over woede en strijd tegen de antroposofie

Antroposofie is altijd ten opzichte van zaken die op hun gebied volkomen terecht optreden, in een typische positie. Antroposofie is eigenlijk vanuit zichzelf geheel niet strijdlustig. Ze erkent graag alles wat binnen de horizon optreedt waarin het gerechtvaardigd is. Zo zal ze binnen de horizon, waarin het terecht is, natuurlijk ook de psychoanalyse erkennen. 

Maar antroposofie moet de dingen uit de gehele menselijke natuur, uit een totale verklaring van de wereld zoeken, moet dus in zekere zin de kleine kringen, die op enigszins dilettantische lekenwijze ook tegenwoordig door wetenschappers bedreven worden, in grotere kringen betrekken. Ze heeft dan ook geen reden om strijd te voeren. Ze sluit alleen dat wat eenzijdig verklaard wordt in een grote cirkel in. Ze begint daarom in de regel niet uit zichzelf te redetwisten. 

Maar de anderen strijden, want die willen bij hun eigen kleine kring blijven. Die zien op hun manier alleen wat in deze kleine kring is. En omdat hen dat wat in een wijdere horizon ligt en hen eigenlijk in feite zou kunnen stimuleren, helemaal niet bijzonder aanlokt, wijzen ze het woedend af. Zodat de antroposofie meestal genoodzaakt is zich tegen die eenzijdigheden te verweren, die hen aanvallen. Dit is wat met name tegen dergelijke tijdstromingen, zoals de psychoanalyse, gezegd moet worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens -Eine Einführung in die anthroposophische Pädagogik und Didaktik – Dornach, 26 december 1921 (bladzijde 72)

Eerder geplaatst op 11 juli 2016  (3 reacties)

Plaats een reactie