De gehele hedendaagse cultuur is, tot in de sfeer van het geestelijke, gestoeld op het egoïsme van de mensheid. Bekijkt u onbevangen het meest geestelijke gebied, waar de mens zich tegenwoordig aan wijdt, bekijkt u het religieuze gebied, en vraag uzelf of niet onze huidige cultuur juist op religieus gebied ingesteld is op het egoïsme van de mensen. Typerend is het juist voor het wezen van het prediken in onze tijd dat de predikant de mensen aanspreken wil in de zelfzucht.
Neemt u meteen dat wat de mensen ten diepste vatten moet: de vraag van de onsterfelijkheid, en bedenkt u dat tegenwoordig bijna alles, zelfs in het preken, erop ingesteld is de mensen zo aan te vatten dat zijn zelfzucht voor het bovenzinnelijke in het oog gehouden wordt. Door het egoïsme heeft de mens de drang om niet wezenloos door de poort van de dood te gaan, maar om zijn ik te behouden. Dit is een, hoewel dan ook nog zo verfijnde, zelfzucht. Aan deze zelfzucht appelleert tegenwoordig in de breedste zin elke religieuze geloofsovertuiging, als het gaat om de vraag van de onsterfelijkheid. Daarom spreekt vóór alles de religieuze overtuiging zo tot de mensen dat het meestal de ene kant van ons aardse bestaan vergeet en alleen rekening houdt met de andere kant van dit bestaan, dat de dood vóór alles in het oog wordt gehouden, dat de geboorte vergeten wordt.
Hoewel die dingen niet zo duidelijk worden uitgesproken, toch zijn ze hierop gebaseerd. We leven in de tijd, waarin dit appèl op het menselijk egoïsme op alle gebieden moet worden bestreden, als de mensen niet op de neerwaartse weg van de cultuur, waarop ze tegenwoordig gaan, steeds meer en meer bergaf zullen gaan.
Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – Allgemeine Menschenkunde als Grundlage der Pädagogik – Stuttgart, 21 augustus 1919 (bladzijde 20-21)
Eerder geplaatst op 2 juli 2016