Over geesteswetenschap en praktijk

Even erg in het moderne leven als van de ene kant het extreme kapitalisme, werkte van de andere kant de houding van: Ik leg mij toe op de impulsen van het innerlijkste van mijn ziel, ik geef mij over aan de geestelijke wereld, ik zoek de geestelijke wereld zoals ik die in mijn innerlijk kan vinden; mij interesseren de aangelegenheden van de ziel. Wat kan mij dit Ahrimanische geld – en kredietwezen, vermogen en bezit schelen! Wat trek ik mij aan van het verschil tussen rente en intrest, tussen omzet en winst enzovoort. Ik zorg voor de aangelegenheden van mijn ziel! –

Maar, zoals de mens een eenheid is naar lichaam, ziel en geest, zoals bij hem tussen geboorte en dood samengebonden zijn lichaam, ziel en geest, zo zijn in het uiterlijke bestaan samengebonden de impulsen die wij in ons innerlijk kunnen vinden en de impulsen die in de uiterlijke economische orde liggen.

En evenzeer schuldig aan de moderne katastrofe (W.O. I – fdw) zijn aan de ene kant de materialistische kapitalisten met hun denkwijze en houding, maar aan de andere kant ook diegenen die alleen maar vroom willen zijn, alleen maar geesteswetenschappelijk, die op hun eigen manier de geesteswetenschap abstract willen beperken en zich niet willen inlaten met het doordringen van de alledaagse werkelijkheid met een doortastend denken.

Dat is het wat mij telkens weer en weer aangezet heeft om u aan te sporen om toch niet deze antroposofische geestesbeweging op te vatten als zondagnamiddagspreken die iemand in de ziel zo’n deugd doen omdat er over een eeuwig leven enz. gesproken wordt. U zou deze antroposofische beweging als een weg moeten nemen om de moderne opgaven van het bestaan die ons zo brandend tegemoet treden, werkelijk zinvol aan te pakken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 188 – Der Goetheanismus – Menschen- wissenschaft   und    Sozialwissenschaft – Dornach, 1 februari 1919 (bladzijde 231-232)

Vertaling overgenomen uit Tijdschrift De Brug – Trefwoord EuropeseUnie (44)

Eerder geplaatst op 7 juli 2016  (3 reacties)

Het intellectualisme zegt niets over de werkelijkheid

Waarin is eigenlijk de tegenwoordige mensheid bijzonder groot en waarvan is ze het meest verrukt? Nu, van congressen in het publieke leven. Niet van het zich rustig met het wezen van een zaak bekend maken, maar naar congressen gaan en daar over de dingen discussiëren. Want tot het discussiëren behoort uiteindelijk het intellectualisme. Men gaat niet in op de essentie. Men heeft de essentie al en discussieert daarover. Men komt samen en spreekt over al het mogelijke. De congresgewoonte, het discussiëren, dat is wat uit het intellectualisme voortkomt en wat anderzijds tot wereldvreemdheid leidt. 

En zo kan men het gevoel hebben dat in feite onze congressen als iets illusoirs boven de werkelijkheid zweven. Daaronder gebeurt allerlei in het leven, en op congressen wordt prachtig daarover gesproken, ook geestrijk daarover gesproken. Ik kritiseer de congressen zeker niet in minachtende zin. Ik vind dat er op de congressen veel buitengewoon scherpzinnigs wordt gesproken. Het is in de regel zo dat men het met wat A zegt eens kan zijn en met wat B zegt eens kan zijn, ook als dit het tegenovergestelde is, men kan vanuit een zeker gezichtspunt ook daarmee het weer eens zijn. Evenzo met C. 

Men kan eigenlijk altijd op congressen vanuit een bepaald standpunt het met alles eens zijn. Waarom? Omdat alles in het intellectualisme pendelt en het intellectualisme niets over de werkelijkheid zegt. En zo kan eigenlijk onze hedendaagse werkelijkheid verlopen, zoals ze verloopt, ook zonder dat die congressen er zijn. Men zou het volkomen kunnen ontberen, wat op congressen besproken wordt, ondanks dat men oprechte en werkelijke vreugde kan beleven aan al de schranderheid, die daar ontvouwd wordt, want alles is eigenlijk in principe goed.

Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens Eine Einführung in die anthroposophische Pädagogik und Didaktik – Dornach, 24 december 1921 (bladzijde 39)

Eerder geplaatst op 6 juli 2016

Ziekte en Dood

We moeten ook voor een ziekte die eindigt met de dood dankbaar zijn, omdat het ons de mogelijkheid geeft om ons leven een stap hoger te brengen tussen dood en wedergeboorte, door de krachten en ervaringen op te doen die alleen tussen dood en geboorte rijpen kunnen. […]

We kunnen dankbaar zijn voor een ziekte die met een genezing eindigt,  omdat we daardoor sterker geworden zijn in ons innerlijk; en we kunnen dankbaar zijn voor een ziekte die eindigt in de dood, omdat we weten: Wanneer we naar een hoger niveau stijgen in het leven tussen dood en wedergeboorte, zal de dood voor ons oneindig belangrijk zijn, en we hebben dan geleerd dat ons lichaam niet zo mag zijn als we het weer hervormen (Duits: aufbauen). En we zullen de beschadigingen vermijden waarin we gefaald hebben. (Duits: Und  wir werden  jene  Schädigungen  vermeiden,  an  denen  wir gescheitert  sind.)

Bron: Rudolf Steiner – GA 59 – Metamorphosen  des  Seelenlebens / Pfade  der  Seelenerlebnisse – Berlin, 3 maart 1910 (bladzijde 165-166)

Over tekortkomingen

Laat ons leren om de tekortkomingen van een mens als zijn eigen zaak te beschouwen, en laat ons leren om zijn prestaties als de zaak van de hele mensheid te beschouwen. Waarin de mensen tekortschieten, dat behoort tot hun individueel karma, wat ze doen is voor de mensheid. Laat ons leren om ons niet te bekommeren om de tekortkomingen van de mens, die moeten ze zelf uitboeten. Maar laat ons leren dankbaar te zijn voor wat ze gepresteerd hebben, want daarvan leeft de volledige mensheidsontwikkeling.

Bron: Rudolf Steiner – GA 104a – Aus der Bilderschrift der Apokalypse des Johannes – München, 8 mei 1907 (bladzijde 35)

Vertaling overgenomen uit Tijdschrift De Brug – Trefwoord Blavatsky

Eerder geplaatst op 4 juli 2016 (2 reacties)

Over medelijden, liefde en seksualiteit

Elke keer als een gevoel van medelijden of medevreugde in de ziel ontwikkeld is, dan vormt dat een aantrekkingskracht voor de Christusimpuls, en de Christus verbindt zich door medelijden en liefde met de mensenzielen. […]

Met betrekking tot medelijden en liefde zou men bijna van een programma kunnen spreken – als men het in grote lijnen zou willen zeggen -, dat de geesteswetenschap moet vervullen in de toekomst. Het materialisme heeft het tegenwoordig op dit gebied zelfs – wat nooit eerder op de aarde gebeurd is – tot een beschamende wetenschap gebracht. Het ergste, wat gepresteerd wordt tegenwoordig, is het op een hoop gooien (Duits: Zusammenwerfen) van liefde en seksualiteit. […] 

Seksualiteit en liefde hebben helemaal niets met elkaar te maken in hun ware betekenis. Seksualiteit kan met liefde samengaan, maar heeft echter niets van doen met de pure, oorspronkelijke liefde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen, Die drei Wege der Seele zu Christus – Keulen, 8 mei 1912 (bladzijde 184)

Eerder geplaatst op 3 juli 2016 (3 reacties)