Het leven in abstracties, dat zich ertoe beperkt dat men zegt: de mens bestaat uit fysiek lichaam, etherlichaam en astraallichaam enzovoort, de mens heeft een karma, de mens leeft herhaalde levens op aarde -, dat men deze abstracties als iets groots wil leren en daarbij in woorden blijft steken, dat leidt uiteindelijk tot de grootste hoogmoed die in veel theosofische verenigingen voorkomt; want dan blijft men geheel in uiterlijke woorden steken.
Pas als men overgaat naar kenmerkende vragen als: Wat horen de doden van wat wij spreken? Wat zien de doden van wat wij in hier onze omgeving hebben? – pas als men naar dergelijke concrete voorstellingen overgaat, ontsluiten zich werkelijke gedachten over de geestelijke wereld. De uiterste extremen grenzen aan elkaar: dat zweverige geklets in woorden (Duits: das Schwefeln und Schwafeln in Worten), zoals astraallichaam, etherlichaam enzovoort, waarachter vaak niets anders steekt dan het woord en puur naturalistisch materialisme.
Bron: Rudolf Steiner – GA 190 – Vergangenheits- und Zukunf tsimpulse im sozialen Geschehen – Dornach, 30 maart 1919 (bladzijde 102)
Eerder geplaatst op 10 januari 2014 (5 reacties)
Concretiseren. Mooi en treffend steinercitaat. Neem het mee bij een schrijfproject.