Niet helderziendheid, maar inzicht en begrip is waar het om gaat

De mensen zijn wederom in het stadium gekomen, waarin ze een oog nodig hebben voor de geestelijke wereld, waar ze in binnengaan na de dood. En dit oog zullen ze niet hebben, als ze het niet hier op aarde verwerven. Zoals het fysieke oog in het vooraardse bestaan moet worden verkregen, zo moet het oog voor het waarnemen van het bovenzinnelijke na de dood hier door geesteswetenschap, door geestelijke kennis verworven worden. […] 

Het is gewoon niet waar, als er gezegd wordt, men moet zelf in de geestelijke wereld zien, als men de dingen, die de helderzienden vertellen, wil geloven. Oh nee, zo is het niet. […] 

Gevonden worden kunnen zulke feiten alleen door het helderziende onderzoek, maar als ze gevonden zijn, kunnen ze ingezien worden. Men moet er alleen op gericht zijn, de zaak te overdenken en te doorvoelen. En dit erkennen door het gezonde mensenverstand van wat uit de geestelijke wereld is gegeven, niet de helderziendheid, maar deze kennis, dat geeft het geestelijke oog voor na de dood. […] 

Want wat de taak van de mensen op aarde is, is niet direct de helderziendheid. Het helderzien moet er alleen zijn, opdat men de bovenzinnelijke waarheden kan vinden. Maar de opgave van de mensen op aarde is het begrijpen van de bovenzinnelijke waarheden met het gewone, gezonde mensenverstand.

Bron: Rudolf Steiner – GA 218 –  Geistige Zusammenhänge in der Gestaltung des menschlichen Organismus – Stuttgart, 9 december 1922 (bladzijde 326-327)

Eerder geplaatst op 28 juni 2015  (3 reacties)

6 gedachtes over “Niet helderziendheid, maar inzicht en begrip is waar het om gaat

  1. Anoniem

    Beste Ridzerd,
    Het leek mij mooi aansluitend, om een stukje uit mijn boek ‘Euthanasie en de Spirituele consequenties’ aan te halen. Het wordt te lang om in één keer te plaatsen, maar mogelijk kan het volledige artikel in een aantal malen worden geplaatst

    Het bewustzijn van de doden
    Voordracht Rudolf Steiner (Vertaling H.J. Smith)

    ‘Het bewustzijn van de doden is anders van aard dan dat van de aardse belichaamde mens. Wat de mens op aarde duidelijk en bewust ervaart, vervaagt al snel in het leven tussen dood en nieuwe geboorte tot een zwakke herinnering.
    In levendige imaginaties ontvouwt zich in het eerste derde deel van het leven na de dood alles wat men onbewust ervaren heeft in het aardse leven.
    In het tweede derde deel van deze periode onthult zich door inspiratie de betekenis van deze beelden. Tijdens het laatste derde deel van het leven na de dood, voelt de mens zich door intuïtie in een volkomen bezielde en geestelijke omgeving geplaatst, en bereidt hij zich voor op zijn nieuwe incarnatie op aarde. Een nawerking van deze intuïties is het imiterend vermogen waarover we als kind nog beschikken in de eerste zeven jaar van ons leven.
    Op het moment dat iemand zichzelf in zijn innerlijke beleving, vrij ge-maakt heeft van het stoffelijke, beseft hij hoe het is om mens te zijn, zonder over een lichaam te beschikken.

    En in beelden wordt het dan voor de ziel duidelijk dat hij door de poort van de dood is gegaan, gestorven is. Maar als iemand zich dan eenmaal heeft gerealiseerd, wat het betekent, om zich als het ware, in zichzelf te moeten op- richten, zichzelf samen te vatten, zonder een stoffelijk lichaam, maar in zijn geestelijke vermogens, dan beseft hij wat het menszijn in het geestelijke betekent. En men leert dan de omgeving kennen, zoals die er dan voor de mens bestaat. Men merkt hoe met het wegvallen van het fysieke lichaam, datgene van ons weg gevallen is wat ons verbindt met de zintuiglijke wereld. Maar wat blijft is datgene waardoor we ons eigenlijke mens-zijn beleven, en dat is, de ziel en de geest van de mens. Doordat we ziel en geest zijn, kunnen we dus alle gebeurtenissen herkennen die we hebben beleefd met andere men-sen, dat wat er zich heeft afgespeeld in relatie met andere mensen; alles wat er in de zintuiglijke wereld is gebeurd, hoe de ene ziel de an-der gevonden heeft en wat er plaats heeft gevonden in de verbinding met andere mensen, zowel dichtbij alsook verder afstaand, wat er dus in ruimte en tijd zich heeft afgespeeld. Het eeuwig-geestelijke leert men kennen, en ook het zich moeten ontdoen van de aardse vorm van leven. Maar vooral ook, dat de ziel ervaart wat zich mentaal heeft vast-gezet in relaties met andere mensen; dat wat normaal gesproken als gewoon vanzelfsprekend beleefd werd, verandert nu in een in een werkelijk kennen.
    Alles wat de mens tijdens het gewone dagelijkse leven in zijn bewust-zijn, doorgaans niet opmerkt, ontrolt zich nu, als de mens door de poort van de dood is gegaan, als een levend beeld. Het is een zich ont-rollen van beelden, zo zou ik het willen noemen.

    In essentie is het een beleven van ervaringen door het imaginatieve bewustzijn, wat de mens doormaakt. Al het andere, wat zich in het leven duidelijk in het bewustzijn afspeelde, treedt na de dood meer als herinnering op, in de vorm van geheugenbeelden. In onze tegenwoordige tijd is het vooral belangrijk om erop te wijzen dat het eerste derde deel van het leven tussen de dood en een nieuwe geboorte; en wat te maken heeft met het uitrollen van de beelden, als het ware een werkelijk leven is in deze imaginaties.
    Wij, die hierachter zijn gebleven, kunnen die imaginaties ondersteunen door een verbinding tot stand te brengen tussen ons, en degenen die zich karmisch met ons verbonden hebben, en die door de poort van de dood zijn gegaan.
    Daarna komt het tweede derde deel van ons bestaan in de geestelijke wereld, waarin het geestelijk-spirituele leven meer door inspiraties wordt bepaald.
    In deze periode wordt het voor de mens duidelijk wat de betekenis is van de beelden die hij beleefd heeft, zowel voor zijn samenhang met de wereld, als ook wat het betekent voor zijn positie in deze samen-hang. Overigens heeft alles wat een mens heeft doorgemaakt, betekenis voor het wereldgebeuren. Men moet niet denken dat het niets uit maakt, of men een iemand slechts éénmaal heeft ontmoet, een mens, waaraan je misschien weinig aandacht aan schonk, maar die toch enige tijd in jouw nabijheid was.
    Het zal zich in beelden afrollen en dat wat het voor het totale wereld-gebeuren van betekenis was, komt door inspiratie in dit tweede derde deel van het leven tussen dood en nieuwe geboorte tot openbaring.
    Het laatste derde deel is een leven wat zich hoofdzakelijk afspeelt in geestelijke intuïtieve werking. De mens moet zich daar uiteenzetten met wat er zich in zijn geestelijk-bezielde omgeving bevindt. Hij leeft dan alsof hij ondergedompeld is met zijn bewustzijn in deze geestelijk-bezielde omgeving. En juist in dit laatste derde deel, door middel van dit ondergedompeld zijn in dit geestelijk-bezielde, bereidt hij zich voor op het binnengaan in het fysieke lichaam na de geboorte of respectievelijk, de conceptie.
    Deze intuïties in het laatste derde deel van het leven tussen dood en wedergeboorte zijn de inleiding voor al het intuïtieve, dat dan natuur-lijk onbewust is, maar wat de mens doet onderdompelen in het lichaam dat hem wordt geleverd in de stroom van de erfenis van de ouders, grootouders enzovoort.
    Als de mens nu vanuit de geestelijke wereld opnieuw de fysieke wereld binnen komt, blijft er iets van het intuïtieve in het onbewuste doorwerken. En er blijft iets achter bij de mens wanneer hij vanuit de geestelijke wereld de fysieke wereld is binnen gegaan. Iets waaraan de mens gedurende langere tijd gewend is geraakt als hij zich in de geestelijke wereld bevindt. Het is het leven van de intuïtieve gewenning wat nog doorwerkt. Het gebeurt werkelijk, u kunt dit nalezen in mijn boekje over de ‘De opvoeding van het kind vanuit de gezichtspunten van de geesteswetenschap’.

    De belangrijkste inspanningen gedurende de eerste zeven jaar van het kind, tot aan de tandenwisseling is zoals ik zei de imitatie, de voorliefde om na te bootsen. Het kind probeert altijd alles te doen wat in zijn omgeving wordt gedaan, het gaat nog niet van een eigen intentie uit. Het kind verplaatst zich in de handelingen van degenen die om hem heen leven, en bootst ze na.
    Dit is de naklank van het intuïtieve leven tijdens het derde deel van zijn leven tussen dood en een nieuwe geboorte.
    Als de mens door de poort van de dood is gegaan, dan verblijft hij zoals u weet, op zijn minst voor enkele decennia in het gebied, in die substantie, die omgeving, waar wij ons bevinden tijdens onze slaap. Onze ziele-substantie kan niet zo blijven zoals ze is gedurende onze fysieke belichaming, anders zou al het leven tussen dood en nieuwe geboorte net als in de slaap onbewust blijven. En dat blijft het ook niet, in tegen-deel, er treedt een andersoortig maar veel helderder, veel machtiger bewustzijn op tussen dood en nieuwe geboorte. We moeten ons af-vragen: hoe komt dit bewustzijn tot stand als we ons bevinden in ons astrale lichaam met ons Ik-wezen?
    Welnu, hier in dit leven beschikken we over het fysieke instrument, ons fysieke lichaam, dat tevens doordrongen is, je zou ook kunnen zeggen, bekleed is met de stoffen en ingrediënten vanuit die fysieke wereld, die stoffen, die ook de minerale de plantenwereld, en het dierenrijk hebben opgebouwd…

    Henk Smith

  2. Beste Henk, bedoel je dat ik dit stuk plaats als nieuwe blog op de site of alleen als reactie hier in de reactieruimte onder de citaten? Je mag zo veel teksten plaatsen als je wilt bij de reacties, maar om dit als een nieuwe blog te plaatsen, daarvoor vind ik het te gedetailleerd en te moeilijk. Dat het lang is, is niet zo’n bezwaar, want ik heb wel vaker teksten geplaatst in 10 delen van elk pakweg 200 tot 400 woorden. Maar dat waren dan wel meer toegankelijke teksten. Het is mijn bedoeling dat de teksten ook enigszins pakkend en begrijpelijk zijn voor een algemeen lezerspubliek. Overigens zijn dan de teksten vaak evengoed nog wel moeilijk, maar deze tekst van jou lijkt me toch iets te ver gaan voor niet-antroposofische lezers. Maar degenen die je teksten wel willen lezen, kunnen ze altijd nog bij de reacties vinden. Sorry.

  3. Anoniem

    Beste Ridzerd,
    Nee ik had niet de intentie om een nieuwe blog te maken. Het lijkt me dat het juist aansluit bij jouw geplaatst citaat. Voor de meeste mensen is de dood namelijk een abstract begrip waar op geen enkele manier het doorgaan van bewustzijn als realiteit wordt beleefd. Dat het moeilijk is, is een feit. Als je denkt dat het te moeilijk is, zal ik hierbij laten. Maar het geldt voor iedereen dat als je ergens in door wil dringen er veel moeite voor moet worden gedaan. Overigens is de tekst niet van mij, maar van Rudolf Steiner.
    Henk Smith

    1. Prima Henk. Je kunt gerust de volgende teksten plaatsen. Ze zijn voor mij niet te moeilijk, waarmee ik echter ook weer niet wil zeggen dat ik alles 100% begrijp. Ik heb overigens wel eens een vervolgserie teksten geplaatst over na de dood. Ik zal zien of ik die nog terug kan vinden. Dan plaats ik die wel de link bij de reacties.

Geef een reactie op Anoniem Reactie annuleren