Christus is een zo ontzaglijk wezen (Duits: gewaltige Wesenheit) dat Hij zelfs voor het hoogste helderziende bewustzijn niet te bevatten blijft. Hoe hoog de ingewijde ook mag staan, hij begrijpt slechts een klein deel van hem. Wij, die 2000 jaar na hem leven, staan pas aan het begin van het begrijpen van Christus.
Bron: Rudolf Steiner – GA 118 – Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der ätherischen Welt – Rome, 13 april 1910 (bladzijde 218)
Eerder geplaatst op 25 december 2017 (4 reacties)
Deze notie van Rudolf Steiner, waarvan hij regelmatig gewag maakte, doet me ook denken aan de inhoud van zijn voordracht Het christendom van de rozenkruizers (GA 130; Neuchâtel, 27 september 1911).
En een dag later houdt hij dan weer een voordracht over dat onderwerp (deel 2 of het vervolg zou je kunnen zeggen), beide opgenomen in de boekuitgave: Het esoterisch Christendom (Uitgeverij Stichting Rudolf Steiner Vertalingen).
En ja Steiners voordracht (notities van een toehoorder) Der Christus-Impuls und seine grosse Verkündiger (GA 118; Rome, 13 april 1910), niet opgenomen in de voornoemde uitgave van Uitgeverij Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, mag zeker ook anno 2019 ten volle dienst doen als een waardevolle kerstvoordracht.
Ik denk dat deze uitspraak van Steiner volkomen juist is. Dat is waar veel ‘reguliere’ christenen zich in vergissen, dat de Christus een mens was zoals zij, maar dan geïnspireerd door ‘het hogere’. Ik kende deze uitspraak van Steiner niet, maar ik ben er heel blij mee!
Om de Christus te begrijpen is het verstandig om eerst de zelf-mens te begrijpen.
De zelf-mens is een centrumzoekende wezen. In dat centrum ligt als zelf een conceptueel zelfbeeld. Dit heeft de zelf-mens zich eigen gemaakt als in “dat ben ik!”.
Het op wat voor wijze dan ook verbeteren van dat centrum is gedoemd te falen.
Ook een concept wat we ‘goed’ noemen is nog steeds een concept en daarmee afgescheiden van de rest. Waar de Christus naar verwijst is een kracht buiten onszelf welke men ook wel liefde noemt. Liefde zou je kunnen omschrijven als een kracht welke niet centrumzoekend is, maar centrumvliedend van aard is. Liefde kan dus nooit een persoonlijk doel hebben. Heeft het dat wel dan is het geen liefde, maar iets wat centrumbevestigend is en daarmee centrumzoekend.
Het Christuswezen is dus non-conceptueel van aard en kan niet ‘gedacht’ worden. Steiner geeft het uitermate correct weer: zelfs de meest helderziende bewustzijn kan het niet bevatten. Wat de vraag naar voren brengt: hoe weten we dit dan? Er is een communicatie mogelijk met de geestelijke wereld mogelijk welke zich in volstrekte stilte voltrekt. Dat vraagt om nederig en gelaten luisteren zonder verwachtingen. Ik heb begrepen dat Steiner dat ‘intuïtie noemt. Het staat ook wel bekend als niet-weten. Voor de duidelijkheid: dit voltrekt zich in het domein van het bewegende denken, niet in het domein van het stilstaande waarnemen. Het is een niet-gedachtenvormend begrijpen welke voortkomt uit de grondeloze leegte waaruit we in geestelijke zin voortkomen.
Daar kom ik weer terug bij de zelf-mens. Onze gedachten gaan altijd van A naar B, van vroeger, via nu naar straks. En daar denkt de zelf-mens dat hij zelf het centrum is van al die gedachten. Op deze wijze haalt hij middels denken en handelen van alles naar zichzelf toe. Hij maakt het zich’zelf’. Het wezen van de Christus is dát juist niet.
Dat lijkt me heel juist, ‘Zwerver’! Jammer dat ik niet kan weten wie je bent . . . .
De essentie van het Christuswezen is dat hij/zij geen ‘wie’ (zelf) is.
Dat verwijst onmiddellijk weer terug naar ‘wie’ ik ben.
Beiden zijn waar. Men kan ‘wie’ zijn, maar ook de Christus zijn.
Of men is alleen maar ‚’wie’, dat is doorgaans het geval.