De zucht tot kritiseren is niets anders dan omgevormde afgunst. Deze in een andere vorm omgezette jaloezie is zeer wijdverbreid. Zou dit niet aanwezig zijn in de vorm van criticasterij en de zucht allerlei kwaad over de mensen te spreken, dan zou menig morgen- en avondpintje, vele cafégezelschappen geheel geen gespreksstof hebben. Karmisch komt vreemd genoeg hetzelfde voor de dag, of men de afgunst in de oorspronkelijke of in de veranderde vorm als kritiek laat opduiken.
Volgt men een in de jeugd jaloers mens of een kritiseerder tot op latere leeftijd, dan zal men zien dat mensen die in hun jeugd zich opvraten van afgunst, ertoe komen op oudere leeftijd onzekerheid te hebben. Ze kunnen geen vaste bodem vinden, kunnen in geen verhouding tot andere mensen komen, kunnen niet bij zichzelf te rade gaan, zijn blij als ze kunnen zeggen: Dit heeft die of die mij aangeraden. Dit is nog in hetzelfde leven een karmisch gevolg van de jaloezie of de omgevormde jaloezie.
Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – Wiesbaden, 7 januari 1911 (bladzijde 35)
Zie ook: Gemaskeerde afgunst