Ontvankelijkheid voor antroposofie beperkt

Als men een openbare voordracht houdt over geesteswetenschap of antroposofie, dan is men genoodzaakt zeer goed rekening te houden met de ontvankelijkheid van onze tegenwoordige wereld, zeer duidelijk eraan te denken dat deze ontvankelijkheid beperkt is. Men moet helder inzien dat in onze tijd weliswaar vanuit de geestelijke werelden inzichten binnenstromen, welke voor de mensheid noodzakelijk zijn, maar dat zij tegenwoordig in zeer geringe mate onbevangen kunnen worden opgenomen. De meeste mensen die zich niet goed op een dergelijk opnemen hebben voorbereid, zouden de diepergaande kennis van onze geesteswetenschap toch nog als een schok ervaren, als iets dat er als fantasterij of als een droom uitziet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – München, 25 februari 1911 (bladzijde 86)

Eerder geplaatst op 23 mei 2015  (2 reacties)

Grote tragedie

De mensheid heeft eeuwenlang zijn intellectuele leven ontwikkeld. Dit intellectuele leven heeft de mensheid langzamerhand uit de spiritualiteit (Duits: Geistigkeit) weggevoerd. Het intellect is geest, is zelfs puur geest, maar heeft echter niet meer een geestelijke inhoud, maar zoekt als zijn inhoud de uiterlijke natuur, de uiterlijke wereld van de natuur. Dus het verstand is geest, vervult zich echter met iets dat voor hem niet als geest kan verschijnen. 

Dat is de grote tragedie, het hedendaagse wereldtreurspel, dat de mens in zichzelf kan blikken en zich moet zeggen: Als ik verstandelijk actief ben, ben ik geestelijk werkzaam, maar tegelijk onmachtig het geestelijke onmiddellijk in deze geest op te nemen. Ik vervul deze geest met het fysiek-zintuiglijke bestaan (Duits: Naturdasein). – Dat versnippert en isoleert de mens. En als men deze versnippering en verlatenheid ook niet toegeven wil, ze is toch in de geestelijke regionen van de menselijke ziel aanwezig, en ze vormt de wortel van alle kwaad en de basis van de tragiek van onze tijd.

Bron: Rudolf Steiner – GA 211 – Das Sonnenmysterium und das Mysterium von Tod und Auferstehung – Wenen, 11 juni 1922 (bladzijde 200)

Eerder geplaatst op 22 mei 2015 (2 reacties)

Spirituele kennis is in volledige overeenstemming met de wetenschap

Antroposofen moeten leren onderscheiden tussen wat werkelijke wetenschap is en alles, wat zich vandaag de dag langs ontelbare populaire kanalen als wetenschap voordoet, maar niets is dan een som van vooroordelen en dergelijke meer. Als men tot de werkelijke bronnen van de afzonderlijke wetenschappen gaat, verkrijgt men het inzicht dat spirituele kennis in volledige overeenstemming met de wetenschap staat.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – München, 11 februari 1911 – (bladzijde 68)

Eerder geplaatst op 20 mei 2015  (2 reacties)

Op herhaling berust de wilsontwikkeling

Op herhaling en bewuste herhaling berust de wilscultuur. Daar moet rekening mee worden gehouden. Daarom is het niet voldoende om in abstracto te zeggen: men moet ook de wil opvoeden. Want dan zal men geloven, als men zelf goede ideeën voor de wilsontwikkeling heeft en deze door een of andere verfijnde methode het kind bijbrengt, aan de vorming van de wil iets bij te dragen. Dat is echter in werkelijkheid van geen enkel nut. 

Het worden toch slechts zwakke, nerveuze mensen als men ze tot moraliteit aansporen wil. Innerlijk sterk zullen de mensen worden, als men bijvoorbeeld tegen de kinderen zegt: Jij doet vandaag dit, en jij doet vandaag dat en jullie beiden zullen morgen en overmorgen hetzelfde doen. […] 

Dus: eenieder een bepaalde handeling voor iedere dag opgeven, die ze dan dagelijks, eventueel het hele schooljaar door, uitvoeren – dat is iets wat zeer sterk op de wilsontwikkeling werkt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – Allgemeine Menschenkunde als Grundlage der Pädagogik – Stuttgart, 25 augustus 1919 (bladzijde 76)

Eerder geplaatst op 19 mei 2015  (6 reacties)

Een zeer belangrijke gebeurtenis

Een zeer belangrijke gebeurtenis heeft plaatsgevonden […] aan het einde van de zeventiger jaren van de 19de eeuw. […] Er begint nu een tijd waarin andere wezens, die niet mensen zijn, maar die voor de verdere ontwikkeling van  hun bestaan ervan afhankelijk zijn om op de aarde te komen en op de aarde een relatie aan te gaan met mensen, in wie deze wezens van de buitenaardse wereldgebieden ook incarneren (Duits: herunterkommen).

Sinds het einde van de jaren tachtig van de 19e eeuw willen bovenaardse wezens het aardse bestaan ingaan. [….] We hebben al bovenaardse wezens in ons bestaan op aarde. En aan dit feit dat bovenaardse wezens mededelingen (Duits: Botschaften) dit aardse bestaan binnenbrengen, aan deze omstandigheden is het te danken dat we überhaupt een coherente geesteswetenschap kunnen hebben.

Maar over het algemeen, hoe gedraagt de mensheid zich? Het menselijk ras gedraagt zich, men zou willen zeggen, op een bruuske (Duits: kosmisch-rüpelhaften) manier tegenover deze vanuit de kosmos op de aarde, weliswaar langzaam, maar toch verschijnende wezens. De mensheid bekommert zich niet om hen, de mensheid negeert hen.

En dit is wat de aarde in steeds tragischere en tragischere toestanden zal brengen; want onder ons zullen in de loop van de volgende eeuwen steeds meer geestwezens wandelen, van wie we de taal zouden moeten begrijpen. En we begrijpen ze alleen als we proberen te begrijpen wat er van hen komt: de inhoud van de geesteswetenschap. Dat willen ze ons geven, en ze willen dat er in de zin van de geesteswetenschap te werk wordt gegaan, dat de geesteswetenschap wordt omgezet in het sociale gedrag op aarde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 204 – Perspektiven der  Menschheitsentwickelung / Der materialistische Erkenntnisimpuls und  die Aufgabe der Anthroposophie – Dornach, 13 mei 1921 (bladzijde 242-243)