Er zijn mensen die op elk mens ingaan, die meeleven met wat de ander beleeft. Zij zijn over het algemeen ook zulke mensen, die met ieder dier meeleven kunnen, met elke kever, met elke mus, en die vrolijk kunnen worden met wat er gebeurt, en treurig kunnen worden met de anderen. Let er eens op, hoe vaak het voorkomt in het leven, vooral op een bepaalde leeftijd, dat een jong mens zich over van alles verheugt, snel hemelhoog juicht, snel ten dode bedroefd is, dat de ander echter zegt: Wat ben je nu voor een domme kerel, dat is toch allemaal hetzelfde! – Deze twee soorten mensen zijn er. Natuurlijk zijn de beide eigenschappen in meerdere of mindere mate ontwikkeld, hoeven helemaal niet zo sterk naar voren te komen, maar ze kunnen er toch zeer goed zijn.
Nu probeert de geestelijke onderzoeker op zijn manier over de wereld na te denken en komt dan tot het volgende: Muzikale mensen zijn degenen die in een vorig leven gemakkelijk de overgang vonden van vrolijkheid naar treurigheid, van treurigheid naar vrolijkheid, die met alles meegaan konden. Dat verplaatst zich in het innerlijk, en daardoor ontstaat in het innerlijk het ritmische overgangsvermogen, dat de muzikale ziel geeft. Daarentegen worden mensen, die in een vroeger leven aan de uiterlijke gebeurtenissen stompzinnig voorbijgegaan zijn, niet muzikaal.
Bron: Rudolf Steiner – GA 169 – Weltwesen und Ichheit – Berlijn, 18 juli 1916 (bladzijde 154-155)
Eerder geplaatst op 24 februari 2015
Leuke invalshoek…