Autoriteitsgeloof

Tegenwoordig laten de mensen zich vreselijk veel welgevallen, met name doordat men hun illusies door bepaalde ongerechtvaardigde hypothesen nog veel groter maakt, dan ze al zijn. 

Ik heb een zeer karakteristiek voorbeeld vaak aangehaald: Men vertelt de kinderen op hun twaalfde, dertiende, veertiende jaar dat de bliksem door wrijvingsverschijnselen in de wolken komt, en erkent tegelijk dat de wolken nat zijn. Natuurlijk. Echter dan, als men een aards evenbeeld van de bliksem, de elektrische vonk wil opwekken, moet men de elektriseermachine en alles wat daarbij hoort, zeer droog houden, zodat er niets waterigs bij is, dat dus alles weggenomen wordt dat uitsluit dat de bliksem zal ontstaan, die een gelijk verschijnsel is als de elektrische vonk. 

Dat laten de leerlingen zich welgevallen en ook de volwassenen, als ze zo in slaap gesust worden door allerlei hypothesen. Zulke voorbeelden zijn er talloze, waarbij de mensen openlijke onzin accepteren, eenvoudig op gezag, omdat onze tijd immers “alle autoriteit heeft afgelegd” en helemaal niet meer “autoriteitsgelovig” is. Maar als zij dat niet zou zijn, zou in onze tijd nooit de gangbare sociaal marxistische wereldbeschouwing hebben kunnen ontstaan, want die is veel autoriteitsgeloviger dan het oude katholicisme.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 28 september 1919 (bladzijde 379-380)

Eerder geplaatst op 19 maart 2015

In essentie is denken geen hersenproces

Niets van wat de mens hier op aarde ervaart, kan worden ervaren zonder op het lichamelijke te steunen. Men zou bijvoorbeeld heel gemakkelijk kunnen geloven dat het denken een zuiver geestelijke handeling is en dat het, zoals het op aarde in de menselijke ziel gebeurt, niets te maken heeft met het lichamelijk bestaan. Dat is in zeker opzicht juist. Maar hoe geestelijk op zichzelf staand het denken van de mens ook is, dit denken zou hier in het aardse bestaan niet kunnen verlopen als de mens niet op zijn lichaam en zijn processen zou kunnen steunen. 

Ik zal een vergelijking gebruiken, die ik bij deze gelegenheid al vaker heb gebruikt. Als een mens over de aardbodem loopt, heeft de aarde beslist niets wezenlijks dat de mens bepaalt; de mens draagt het wezenlijke in zichzelf (Duits: innerhalb seiner Haut sein wesentliches). Maar de mens zou als fysieke mens zonder de steun van de bodem helemaal niet in het fysieke bestaan kunnen zijn.

En zo is het met het denken dat leeft als proces van de ziel. Het is naar zijn wezen zeker niet een of ander hersenproces, maar het zou niet kunnen verlopen als het de hersenen niet als ondersteuning had hier in het fysieke leven. Alleen als men in dit licht de zaak bekijkt, heeft men een juiste voorstelling van de geest en ook van de fysieke geconditioneerdheid van het menselijk denken. Kortom, er is niets in de mens hier in het aardse bestaan dat zou kunnen bestaan zonder de steun van het lichaam.

Bron: Rudolf Steiner – GA 218 –  Geistige Zusammenhänge in der Gestaltung des  menschlichen Organismus – Stuttgart, 4 december 1922 (bladzijde 266)

We moeten onze ontwikkeling zelf in de hand nemen, als we niet dwaas willen blijven

We moeten zogezegd onze ontwikkeling sinds de vijftiende eeuw zelf in de hand nemen, als we niet dwaas willen blijven. […] Dat is in feite toch de ware oorzaak ook voor de sociale schade, die zich sinds het midden van de vijftiende eeuw in Europa heeft voorgedaan: dit ideaal van de Europese, materialistische mensheid om de eigen ziels- en geestesontwikkeling niet in de hand te nemen, maar zo te blijven als men geboren is, en hoe men zich ontwikkelt met zo veel mogelijk uitsluiting van elke ontwikkeling van geest en ziel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 20 juli 1919 (bladijde 312)

Eerder geplaatst op 3 juni 2016 

Transformatie/Inspiratie/Instinct

Kijk naar het bloed dat vandaag de dag vloeit, kijk naar de mensen die tegen de muur gezet en doodgeschoten worden: dat zijn de inspiraties, die tot de mensen willen komen met de goede wil van de geestelijke wereld, die door de mensen gehaat wordt, en die zich daardoor omzetten in wilde, animale driften. Als de mens datgene, wat uit de geestelijke wereld als inspiratie tot hem wil komen, niet wil laten komen, dan transformeert het zich in wilde emoties, in dierlijke instincten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 22 juni  1919 (bladzijde 225)

Eerder geplaatst op 18 maart 2015

Vrees en verachting voor spiritueel inzicht  

De mens, vooral in Midden-Europa, is eigenlijk tegenwoordig zo gestemd dat hij kennis van de geestelijke wereld ofwel vreest ofwel veracht. Beide zijn immers innerlijk verwant. Maar juist deze angst voor de geestelijke wereld en deze verachting voor inzicht in de geestelijke wereld, hangen samen met de uiterst moeilijke toestand, waarin Midden-Europa is gekomen en waarin het nog verder zal komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 20 juli 1919 (bladzijde 299)

Eerder geplaatst op 17 maart 2015 (1 reactie)