Zintuiglijke waarneming / Bovenzintuiglijke waarneming

Het bewust zijn van de wereld om ons heen hangt af van welke capaciteiten en organen we hebben om ze waar te nemen. Als we andere organen zouden hebben, dan zou de wereld voor ons totaal anders zijn. Als de mens bijvoorbeeld geen ogen zou hebben om het licht te zien, maar een orgaan waardoor hij bijvoorbeeld de elektriciteit zou kunnen waarnemen, dan zou hij deze ruimte niet als helder en licht waarnemen, maar hij zou in de draden die in de kamer zijn de elektriciteit zien stromen; dan zou hij het overal zien trillen, flitsen en stromen. Wat we onze wereld noemen, is dus afhankelijk van onze zintuigen. 

Evenzo is de astrale wereld niets anders dan een som van verschijnselen die de mens om hem heen ervaart wanneer hij gescheiden is van zijn fysieke lichaam en etherlichaam, en hij de krachten in hem kan gebruiken om waar te nemen van wat hij anders niet kan zien. Dat is ook het geval wanneer hij het fysieke lichaam en het etherische lichaam heeft afgelegd (bij de dood). De waarnemingsorganen voor de astrale wereld zijn de organen van het astrale lichaam, analoog aan de zintuigen voor het fysieke lichaam.

Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis / Theosophie und Rosenkreuzertum – Kassel, 19 juni 1907 (bladzijde 48)