We moeten tegenover degenen die door de poort van de dood zijn gegaan net zo staan als tegenover degenen die nog hier in leven zijn. Ja, we moeten niet aarzelen om tegen onszelf te zeggen: Degenen die in het fysieke lichaam leven, zijn door de meest uiteenlopende omstandigheden verhinderd het spirituele leven volledig te beleven. Wat allemaal kunnen we opmerken aan hindernissen bij de mensen in dit fysieke aardeleven als het gaat om het herkennen van de grote taken voor de ontwikkeling – en die dan ook te vervullen! Maar op de doden kunnen we vaak beter vertrouwen. […]
We zien in hen onze belangrijkste medewerkers, en het zal niet verkeerd begrepen zijn als ik zeg dat we bij ons spirituele werk veel meer kunnen vertrouwen op de doden dan op de levenden. […]
Juist voor de vergeestelijking van de menselijke cultuur van de toekomst zijn degenen die door de poort van de dood zijn gegaan in onze noodlottige tijd de belangrijkste medewerkers. Want deze dood, waarop degenen terugkijken die door de poort van de dood zijn gegaan, zal een grote leermeester zijn. En menigeen heeft tegenwoordig een sterkere leraar nodig dan het leven kan geven.
Bron: Rudolf Steiner – GA 159 – Das Geheimnis des Todes / Wesen und Bedeutung Mitteleuropas und die europäischen Volksgeister – Wenen, 9 mei 1915 (bladzijde 199)