Karma, erfelijkheid en talent

Hoe verhoudt nu de wet van karma zich tot de fysieke erfelijkheid? De lichamelijke erfelijkheid speelt een grote rol. We weten dat we bepaalde eigenschappen van de ouders en de voorouders in de zoon weer vinden; bijvoorbeeld in de familie Bach waren in 250 jaar 28 belangrijke musici. Bernouilli (niet te verwarren met Berini, dat was een bekende bromfietsbouwer) was een eminent wiskundige, en acht belangrijke wiskundigen volgden in zijn familie. Dat is alles erfelijkheid – zegt men; maar dat is maar ten dele waar. Om bijvoorbeeld een musicus van belang te worden, daartoe behoort niet alleen dat men in de ziel de muzikale aanleg heeft gevormd, maar men moet ook lichamelijk een overeenkomstig goed oor hebben. Wat nu zuiver lichamelijk is in de familie van musici, de fijne gehoororganen, dat wordt overgeërfd van de ouders op het kind.

In een familie waarin veel muziek wordt beoefend, zijn er dus goede, voor de muziek gevormde oren. Als zich nu een ziel met sterk ontwikkelde aanleg voor muziek belichaamt, dan is het begrijpelijk dat zij niet in een familie wordt geboren, waarin helemaal geen muziek bedreven wordt – dan zou ze moeten verkommeren -, maar daar waar bijpassende fysieke organen aanwezig zijn. Het stemt dan zeer goed samen met de karmawet. Hetzelfde kan het met de morele moed zijn. Vindt een aanleg daartoe niet het geschikte bloed, dan verkommert zij.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 28 augustus 1906 (bladzijde 71-72)

Eerder geplaatst op 10 februari 2015

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s