Bewust of onbewust, opzettelijk of onopzettelijk veroorzaakt de mens aan mensen en dieren vreugde en verdriet, lust en pijn. Ook dat treft men weer bij het doorlopen van de kamaloka tijd. Men komt terug bij de plaats, het gebied en het tijdstip waar men de andere wezens smart bereidde. Toen deed men anderen de smart voelen, nu moet men dezelfde smart in de eigen ziel lijden. Al de pijnen die ik ooit een ander wezen bereid heb, moet ik nu in de eigen ziel doormaken. Ik ben als het ware in de andere mensen, in de dieren en leer kennen wat het andere wezen door mij geleden heeft, en nu moet ik al deze kwellingen en smarten zelf lijden. Dat kan men niet ontlopen. Dit is echter niet de werking van karma, maar alleen het loslaten van aardse dingen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 24 augustus 1906 (bladzijde 35)
Eerder geplaatst op 6 februari 2015