In de loop der jaren groeide mijn liefde tot de ‘zuivere muziek’ en mijn afschuw van de ‘barbaarsheid’ van een ‘muziek als uitdrukkingsmogelijkheid’, werd steeds groter. Daarbij bracht het lot mij samen met mensen die bijna uitsluitend Wagner-vereerders waren. Dat alles droeg er veel toe bij dat het – veel later – een moeizame zaak voor mij werd om door te dringen tot een begrijpen van Wagner, dat, vanuit menselijk standpunt bezien, toch vanzelfsprekend noodzakelijk is ten opzichte van zo’n belangrijk cultuurverschijnsel. Maar deze worsteling hoort thuis in een latere periode van mijn leven. In de tijd waarover ik nu schrijf, vond ik een opvoering van Tristan, die ik als begeleider van een leerling zag, ‘dodelijk vervelend’.
Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levensweg – bladzijde 52 (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven) Vertaling W.A.C. Labberté
Duitstalig: GA 28 – Mein Lebensgang (bladzijde 76)
P.S. Als muziek als uitdrukkingsmogelijkheid barbaars en dodelijk vervelend is (althans voor Steiner), dan vraag ik mij wel af welke muziek er dan nog overblijft. Muziek heeft zeer veel met gevoel te maken en drukt altijd een of ander gevoel uit, lijkt mij. Wat is dan eigenlijk zuivere muziek?