Over willen en niet willen en het onderdrukken van wensen

Met name datgene wat we zouden kunnen aanduiden met het woord wilscultuur is van groot belang. We hebben immers al naar voren gebracht dat nervositeit juist vaak tot uitdrukking komt in het feit dat de mensen tegenwoordig vaak niet goed weten hoe ze er toe moeten komen om dat te doen wat ze nu eigenlijk werkelijk willen of zouden moeten willen. Ze schrikken ervoor terug om te doen wat ze zich voorgenomen hebben, ze komen tot niets, enz., enz. […]

Nu is er een eenvoudig middel om de wil te sterken voor het uiterlijke leven en dat middel is: wensen, die ongetwijfeld aanwezig zijn, te onderdrukken, ze niet ten uitvoer te brengen wanneer men daarvan geen nadeel ondervindt. Wanneer men dit aan de praktijk toetst, zal men zien dat er van de vroege ochtend tot de late avond talloze wensen in de mens opkomen, waarvan het wel prettig zou zijn als ze inderdaad in vervulling zouden gaan. Men zal echter ook merken dat er even zovele wensen zijn, die men niet in vervulling hoeft te laten gaan, dat niemand daaronder lijdt en dat men dan ook zijn plichten niet hoeft te verzaken: wensen waarvan het wel plezierig is als ze vervuld worden, maar die evengoed onvervuld kunnen blijven. Men moet er steeds op uit zijn om onder al die wensen diegenen te vinden waarvan men kan zeggen: ‘Nee, deze wens hoeft niet in vervulling te gaan.’ (We moeten de zaak niet verkeerd aanpakken –het gaat hier om wensen waarvan de verwerkelijking alleen maar behaaglijkheid, plezier, genot opleveren en waarbij men geen schade ondervindt wanneer ze onvervuld blijven).

Wanneer men een bepaalde soort van wensen op een dergelijke wijze stelselmatig onderdrukt, dan werkt dat stimulerend in op de wilskracht. […] En wanneer wij ons in ons latere leven aan een dergelijke procedure onderwerpen, zullen wij wat dit betreft veel kunnen inhalen van wat tegenwoordig in de opvoeding verwaarloosd wordt.

 Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – München, 11 januari 1912 (bladzijde 21-22)

Vertaling: Margreet Meijer-Kouwe – door mij overgenomen uit het boekje Nervositeit-Wijsheid-Liefde (bladzijde 28-29) – Uitgeverij Vrij Geestesleven 1976

Eerder geplaatst op 29 januari 2015

De wonderbaarlijkste machines zullen door de mensen uitgevonden worden

Nu is de mensheid nog slechts begonnen om natuurkrachten aan zich dienstbaar te maken. Dit zal al in de nabije toekomst en in de komende eeuwen heel anders worden. De mensen zullen de krachten aan stromend water onttrekken en dienstbaar maken, ze zullen de machtige krachten die in de zonnestralen liggen in immense spiegels opvangen en leren te gebruiken; ze zullen de krachten binnen in de aarde, die nu door vulkaanuitbarstingen ontketend worden en die ontstaan door een machtig geestwezen in het inwendige van de aarde, leren beheersen; de wonderbaarlijkste machines zullen door de mensen uitgevonden worden, om al deze opgewekte krachten in dienst van de mensheid te stellen, ja ze zullen de magneetkracht van de gehele aarde onder controle krijgen. […] Toen in zeer oude tijden de veranderingen van de aarde noodzakelijk waren, hebben de krachten van de goden de as van de aarde schuin geplaatst; in komende tijden zal de mensheid in staat zijn de aardas te draaien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 1904 – 1914  – München, 10 of 11 november 1905 (bladzijde 210-211)

Eerder geplaatst op 28 januari 2015

Barbaarse muziek

In de loop der jaren groeide mijn liefde tot de ‘zuivere muziek’ en mijn afschuw van de ‘barbaarsheid’ van een ‘muziek als uitdrukkingsmogelijkheid’, werd steeds groter. Daarbij bracht het lot mij samen met mensen die bijna uitsluitend Wagner-vereerders waren. Dat alles droeg er veel toe bij dat het – veel later – een moeizame zaak voor mij werd om door te dringen tot een begrijpen van Wagner, dat, vanuit menselijk standpunt bezien, toch vanzelfsprekend noodzakelijk is ten opzichte van zo’n belangrijk cultuurverschijnsel. Maar deze worsteling hoort thuis in een latere periode van mijn leven. In de tijd waarover ik nu schrijf, vond ik een opvoering van Tristan, die ik als begeleider van een leerling zag, ‘dodelijk vervelend’. 

Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levensweg – bladzijde 52 (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven) Vertaling W.A.C. Labberté

Duitstalig: GA 28 – Mein Lebensgang (bladzijde 76)

P.S. Als muziek als uitdrukkingsmogelijkheid barbaars en dodelijk vervelend is (althans voor Steiner), dan vraag ik mij wel af welke muziek er dan nog overblijft. Muziek heeft zeer veel met gevoel te maken en drukt altijd een of ander gevoel uit, lijkt mij. Wat is dan eigenlijk zuivere muziek?

De school van verlatenheid door God

Alles moet uiteindelijk door een school gaan. De laatste vier eeuwen waren ook een scholing voor de mensheid: de school van verlatenheid door God, waarbij het slechts een menselijke beproeving, vanuit een bepaald standpunt een terugkeer naar de chaos is. Vandaag de dag wordt ieder op de proef gesteld zonder dat hij de samenhang met de hogere werelden kent, met uitzondering van degenen die weer de verbinding met de geestelijke werelden gezocht en gevonden hebben. Tegenwoordig leeft bijna iedereen voor zichzelf, zonder dat hij iets van de werkelijke, alles doordringende gemeenschappelijke ontwikkeling opmerkt. Dit heeft ook de vreselijke ontevredenheid op alle gebieden teweeggebracht.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn, 2 januari 1906 (bladzijde 284)

Eerder geplaatst op 27 januari 2015

Maar weinig daden zijn onbaatzuchtig

De onbaatzuchtige daden zijn de eigenlijk grondleggers (Duits: Begründer) van de onsterfelijkheid: Dit is de reflex van de onbaatzuchtige daden in de buitenwereld. Het hoeven geen zeer grote daden te zijn. Als iemand op onzelfzuchtige wijze iemand een Pfennig schenkt, dan is dat een daad die op dezelfde wijze is op te vatten. Maar het komt slechts in zoverre in de onsterfelijkheid over als daarbij onzelfzuchtigheid is. En maar weinig daden zijn onbaatzuchtig. Als het iemand bijvoorbeeld een gevoel van welbehagen geeft, dan kan die liefdadigheid zeer egoïstisch zijn. Het goeddoen (Duits: Wohltun) ontspringt vaak uit de zelfzuchtige belangen. Als een arme die onder ons leeft met Kerstmis geen vleesgebraad heeft, en ik voel de behoefte hem ook wat te geven, opdat ik me bij mijn eigen vleesgebraad gerechtvaardigd voel, dan is dat toch egoïstisch.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn, 25 december 1904 (bladzijde 119-120)

Eerder geplaatst op 26 januari 2015