Boosaardige gevoelens

Waar de gelegenheid zich voordoet voor bepaalde wezens, daar zijn ze er altijd. Wanneer een persoon boosaardige, slechte gevoelens verspreidt, dan zijn die slechte, kwaadaardige gevoelens ook iets dat om hem heen leeft en wezens aantrekt die er slechts op wachten, zoals een of ander fysiek wezen op voedsel wacht. Ik heb het ooit vergeleken met het feit dat er in een schone kamer geen vliegen zijn; maar als er allerlei voedselrestjes in de kamer zijn, dan zijn er vliegen. Zo is het met de bovenzinnelijke wezens: je hoeft ze alleen maar het voedsel te voeren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 102 – Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen – Berlijn, 1 juni 1908 (bladzijde 186)