Zoals het voor een blinde een logische onzinnigheid zou zijn, nadat hij gehoord heeft dat er kleuren en licht bestaan, te zeggen dat het fantasterij is, net zo onlogisch is het, als iemand die niet bovenzinnelijk waarneemt, zegt dat het fantasterij is. Er zijn altijd mensen geweest die meer konden zien dan de medemensen. Ingewijden of geïnitieerden heeft men zulke mensen genoemd. Het zijn mensen die een soort spirituele wedergeboorte hebben ervaren en over wie in alle religies verteld wordt. Er is een geestelijk moment in het leven van een dergelijk mens dat een veel grotere betekenis heeft dan de fysieke geboorte. Dit moment bestaat erin dat de mens die zijn geestelijke ogen en geestelijke oren heeft ontsloten, een hele nieuwe wereld waarnemen kan, dat hij zich tot de bovenzinnelijke wereld omhoog heeft ontwikkeld. Degenen die van de bovenzintuiglijke wereld recht van spreken hebben – de grondleggers van religies -, hebben tot de mensen in dezelfde zin gesproken als de ziende tot de blinden over licht spreekt en hem daarover vertelt.
Bron: Rudolf Steiner – GA 55 – Die Erkenntnis des Übersinnlichen in unserer Zeit und deren Bedeutung für das heutige Leben – Berlijn, 11 oktober 1906 (bladzijde 30-31)
Eerder geplaatst op 5 december 2014