Als de mens altijd alleen maar denkt aan wat hij kan, dan verspert hij zich eigenlijk alle wegen naar kennis. Het pad naar kennis begint in feite ermee dat men in de bescheidenste wijze zich duidelijk maakt, wat men allemaal niet kan en wat toch moet gebeuren in de wereld (Duits: Weltendasein).
Bron: Rudolf Steiner – GA 236 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 2 – Dornach, 9 mei 1924 (bladzijde 117)
Eerder geplaatst op 2 oktober 2014
Om met Stighel te spreken: Dan hebben wij nog een gezegend eind te gaan..
Mooi gezegd :).
Dank je wel Jiska,
Maar misschien is de vraag van Crispijn de 4e herder in het spel nog wel veel belangrijker: Hoe ver nog te gaan? Hij vraagt daar niet naar het aantal fysieke km’s die zijn maten net hebben afgelegd, maar naar de innerlijke weg die dan nog gegaan moet worden…
Interessant wederom Haike! Ik vind vooral het antwoord altijd vermakelijk; ‘tot ge er bent’ :). Dat zeg ik ook weleens gekscherend tegen mezelf als ik mezelf afvraag hoe lang iets (in godesnaam) nog duurt.
Ja je kunt het zo gebruiken als je zelf wilt. Overigens heeft het bij mij ook wel een aantal jaren geduurd voor dat het kwartje viel, laat ik eerlijk zijn. Komt ook wel, denk ik een beetje omdat vaak van die act een grappige scene wordt gemaakt. Dat maakte wel bij mij dat ik pas laat de vraag aan mezelf stelde wat zegt, vraagt, Crispijn daar nou eigenlijk…
Ja, zo kunnen sommige mantra’s pas later in je leven betekenis krijgen…Of opnieuw betekenis krijgen in een andere context.
Overigens ervaar ik het grappige van de herders ook wel als een welkome afwisseling op de zwaarte van de andere gedeelten van het stuk. Hoewel je ook bij de herders wel een zekere diepgang kunt ervaren in hun woorden of gezang.