Dat is de karakteristieke eigenschap van waanvoorstellingen, van illusies, dat de erdoor getroffenen (Duits: Befallenen) er een overweldigend geloof aan ontwikkelen. Er is niets moeilijker dan iemand, die illusies heeft – het hoeven niet eens hallucinaties, maar alleen gewone waanvoorstellingen, paradoxale ideeën te zijn -, zulke voorstellingen uit het hoofd te praten. Als bijvoorbeeld een mens op ziekelijke wijze het idee in zich ontwikkelt dat hij door andere mensen achtervolgd wordt, dan is het geweldig moeilijk door louter overreding hem van dit idee af te helpen en het komt voor dat zo iemand de meest wonderlijke, logische gedachtenconstructies opbouwt om te bewijzen hoe juist het is wat hij aan dergelijke waanideeën heeft. De mens kan bezeten raken van wat zo over hem komt, en rotsvast gelooft hij aan de objectieve werkelijkheid van zulke ideeën.
Bron: Rudolf Steiner – GA 62 – Ergebnisse der Geistesforschung – Berlijn, 21 november 1912 (bladzijde 127-128)
Eerder geplaatst op 25 juli 2014