Alle eigenschappen die met eigenzinnigheid en zelfzucht samenhangen, zoals eerzucht, ijdelheid, al deze dingen, die schijnbaar op iets anders werken, maken ons denken ongezond en werken op onze stemming in ongunstige zin terug. Daarom moeten wij ook de eigenzinnigheid, de zelfzucht, het egoïsme proberen te bestrijden; daarentegen ten opzichte van de dingen en wezens bereid zijn tot een zekere toewijding, een zekere offervaardigheid. Toewijding, opofferingsgezindheid tegenover de onbeduidendste onderwerpen en gebeurtenissen werken gunstig op het denken en de stemming. Inderdaad, zelfzucht en egoïsme straffen zichzelf doordat de zelfzuchtige steeds ontevredener en ontevredener wordt, steeds meer klaagt dat hij zelf te kort gekomen is. Als iemand dit in zichzelf bespeurt, zou hij aan karma moeten denken (Duits: sich unters Karmagesetz stellen) en zich afvragen, als hij ontevreden is: Welke zelfzucht heeft mij mijn ontevredenheid gebracht?
Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Leipzig, 5 november 1911 (bladzijde 134)
Eerder geplaatst op 25 juni 2014