Alle gepraat over de grenzen van de menselijke kennis is onzin

Alle gepraat over de grenzen van de menselijke kennis is onzin. Men zou moeten vragen: Kan de mens zich niet tot een hogere trap van kennis verheffen? Is dat misschien niet werkelijkheid, wat men ogen van de geest en oren van de geest noemt? Er zijn altijd mensen geweest die bepaalde sluimerende vermogens ontwikkelden en die daardoor meer kunnen zien dan anderen. Hun verklaringen moeten evenzeer gelden als de verklaringen van degenen die door de microscoop kijken.

Hoevelen hebben gezien wat de natuurlijke historie over de schepping leert? Ik zou u willen vragen, hoeveel mensen hebben dat gezien, waarover ze praten? Hoevelen hebben bijvoorbeeld werkelijk bewijzen voor de ontwikkeling van de menselijke kiem? Als ze dat zouden nagaan, dan zouden ze zien wat dat voor een geloof is, dat hen domineert. En als het een gerechtvaardigd geloof is, dan is datgene wat op de verklaringen van de ingewijden, van de geïnitieerden steunt, die vanuit hun spirituele ervaringen spreken, een eveneens gerechtvaardigd geloof.

Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Hamburg 17 november 1906 (bladzijde 121-122)

Eerder geplaatst op 14 maart 2014