Egoïsme/Armoede/ Ellende (5 van 11) – Sociale vooruitgang is alleen mogelijk, als ik mijn arbeid in dienst van het geheel verricht

Als men dit tot in de laatste consequenties doordenkt, dan komt het iemand niet meer zo zonderling voor als de oeroude zin van de geesteswetenschap wordt uitgesproken, die vandaag de dag zo onbegrijpelijk als mogelijk klinkt: In een sociale samenleving moet het motief voor de arbeid nooit in de eigen persoon van de mens liggen, maar enkel en alleen in de toewijding aan het geheel. – Dat wordt ook vaker gezegd, maar nooit zo begrepen dat men helder inziet dat ellende en armoede voortkomen uit het feit dat de mens voor zijn werk een loon voor zichzelf wil hebben. Waar is echter dat werkelijke sociale vooruitgang alleen mogelijk is, als ik mijn arbeid in dienst van het geheel verricht en dat de gemeenschap mij geeft wat ik nodig heb, met andere woorden: dat mijn arbeid niet voor mijzelf dient.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Hamburg, 2 maart 1908 (bladzijde 98-99)

Eerder geplaatst op 17 januari 2012