Aanschouwelijk beleven de menselijke ziel en geest in hun vooraardse bestaan de geestelijke kiem van het menselijk lichaam, waarin een waarlijk universum aanwezig is dat op zich niet minder gevarieerd en veelvormig is dan de fysieke omgeving van de zintuigen. De intuïtieve kennis kan zelfs zeggen dat wat de mens als hem onbewuste wereld in zich heeft en wat in het fysieke mensenlichaam is samengebald, een universum is waarmee de grootsheid van de fysieke wereld zich in de verste verte niet kan meten.
Bron: Rudolf Steiner – GA 025 – Drei Schritte der Anthroposophie: Philosophie, Kosmologie, Religion – Dornach, 11 september 1922 (bladzijde 49-50)
Deze vertaling is van Michel Gastkemper.
Ik plaatste dit citaat eerder in mijn eigen vertaling op 13 januari 2014 en 4 december 2011.