Op één gebied bevindt zich ieder mens altijd in de zielsgesteldheid, die men voor andere gebieden van de spirituele wetenschap zich met veel moeite eigen moet maken om tot bovenzinnelijke kennis te komen.
En dit ene gebied is wanneer men liefhebbend van mens tot mens in een relatie treedt. De mensen tot wie men liefhebbend in verhouding treedt, beschouwt men vanuit dezelfde zielenhouding als van waaruit men moet beschouwen als men bovenzintuiglijke kennis wil hebben. Alleen moet men de vaardigheid van de ziel eerst ontwikkelen om met betrekking tot andere dingen dezelfde instelling in zijn ziel te bewerkstelligen, als die door het gewoonlijke leven instinctmatig bewerkstelligd wordt wanneer men liefhebbend en begripvol, met interesse tegenover een ander mens staat en zich met belangstelling in zijn aard verdiept. In die gevallen waarin men een ander mens met innerlijke deelname, met diep begrip, met waarachtige interesse tegemoet treedt, in die ogenblikken wordt men – als ik het zo zeggen mag – in het gewone leven helderziend.
Bron: Rudolf Steiner – GA 072 – Freiheit, Unsterblichkeit, Soziales Leben – Bern, 11 december 1918 (bladzijde 394)
Eerder geplaatst op 3 januari 2014