Nood, ellende en leed zijn niets anders dan een gevolg van het egoïsme (6 – slot)

Stel u voor dat iemand een geneesmiddel zou uitvinden en er meteen patent op zou aanvragen. Wat laat hij daarmee zien? Hij toont daarmee dat hij meteen aan eigenbelang denkt en helemaal niet door liefde tot deze schepping van het geneesmiddel geleid werd, dat hij helemaal niet van liefde voor de hele mensheid vervuld is. Want als de gezondheid van de mensen voor hem het belangrijkste zou zijn, dan zou hij blij zijn als ook anderen het geneesmiddel zouden produceren om de mensheid te dienen. Ja, hij zou er juist op gebrand zijn dat bekend zou worden wat voor ingrediënten het medicijn bevat en hoe het geproduceerd wordt. En nog wat anders zou optreden: dat hij overtuigd zou zijn dat zijn geneesmiddel, met zijn gezindheid tot stand gebracht, het betere middel is.

En hier hebben wij een belangrijke zin bereikt, die in de geesteswetenschap een grote rol speelt: Er moeten middelen worden gegeven waardoor de ziel veredeld wordt. Wie het denken aanwendt om een heilzame vooruitgang te bereiken, die moet voor alles de kracht van het denken erop richten dat de mensenzielen veredeld worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a –Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Hamburg, 3 maart 1906 (bladzijde 130)

Eerder geplaatst op 4 april 2015