Er is de volgende vraag naar voren gebracht: Vaak wordt beweerd dat degene die een scholing in geesteswetenschappelijke zin doormaakt, zich van alle kritiek moet onthouden. Is daarmee ook elke gerechtvaardigde kritiek op werkelijk slechte daden van mensen bedoeld? Is het niet veeleer onze plicht, het schadelijke in onze omgeving of waar we anders invloed uitoefenen kunnen, te elimineren, zodat er wat beters in plaats van het slechte komt? En verzinkt een mens niet in volkomen dadenloosheid, die alles met absolute onverschilligheid beschouwt?
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» – juni 1905 (bladzijde 388)
Eerder geplaatst op 20 april 2013